•
Om het systeem met een sabotage fout toch op scherp te zetten volg de volgende procedure:
•
Voer de gebruikerscode in. Toets (FULL) of (PART). Het systeem laat herhaaldelijk negen toontjes horen. Toets (OMIT). De
lampjes gaan branden van de zones die op het punt staan op scherp te gaan. Toets
(PROG). De uitstaptijd en uitstaptoon begint.
•
Om te voorkomen dat er herhaaldelijk vals alarm ontstaat door wisselend optredende sabotage fouten als het systeem uit staat,
overbrug (omit) de sabotage zoals hierboven beschreven, onderbreek vervolgens de uitstaptijd door de gebruikerscode in te
toetsen.
•
Om te voorkomen dat de sabotage fout kan worden overbrugt zie sectie 2.2.3.
1.7.7
De CCS gaat niet op scherp en geeft tussen de 1 en 8 toontjes
Het systeem heeft meerdere open zones en de overeenkomstige zone leds zullen branden.
•
Zorg dat de zone gesloten is (deuren dicht, geen beweging in het detectieveld van een detector).
•
Controleer de bekabeling en controleer of alles aansluitingen goed zitten.
1.7.8
De CCS geeft een vals alarm
•
Controleer of de schroefjes van de aansluitklemmen goed zijn aangedraaid (niet te vast).
•
Controleer met een universeelmeter de zone weerstand (kabels die onder de vloerbedekking zitten raken eenvoudig beschadigd).
1.7.9
De CCS maakt geen geluid
•
Controleer of de potmeter op de alarmprint niet uit staat. Deze potmeter regelt het volume.
•
Controleer de zekering F3 en vervang deze als hij kapot is.
•
Controleer de speaker aansluitingen op de L/S aansluitklemmen.
1.7.10 De CCS werkt goed alleen het bediendeel maakt geen geluid
•
Indien een ouder bediendeel wordt gebruikt moet het systeem hiervoor ingesteld worden op de volgende manier: Toets de
installateurscode in, toets (PROG), toets
1.7.11 De externe sirene of flitser werkt niet
•
Controleer de aansluitingen zoals beschreven in sectie 1.4.2.1.
•
Controleer de zekering F2 (sirene/flitser) en vervang deze als hij kapot is.
•
Controleer de externe sirene door een tijdelijke verbinding te maken tussen de aansluitklemmen B en D.
•
Controleer de externe flitser door een tijdelijke verbinding te maken tussen de aansluitklemmen S en D.
1.7.12 De paniekknop werkt niet
•
Controleer of het zonetype van de zone waarop de paniekknop is aangesloten geprogrammeerd is als PA (sectie 2.10).
•
Controleer of de zone waarop de paniekknop is aangesloten niet wordt overbrugt (OMIT) bij gedeeltelijk inschakelen (sectie
2.15.2).
•
Controleer of het zonetype van de zone waarop de paniekknop is aangesloten niet veranderd bij gedeeltelijk inschakelen (sectie
2.11).
•
Oude bediendelen zijn niet geschikt voor bediendeel PA (
1.7.13 De onderhoudstijden zijn niet te programmeren
De onderhoudstijden (
,
1.7.14 De spanningsled of unset led knippert
Als de spanningsled op de CCS of de unset led van het bediendeel knippert, geeft dat aan dat er een fout in de voeding zit. Deze fout kan
veroorzaakt worden door de 230 V AC (niet aangesloten) of een te lage accu spanning (of de verkeerde hoofdfrequentie staat geselecteerd,
sectie 2.2.4). De unset led zal ook knipperen als een juiste code is ingevoerd als het systeem uit staat en gedurende de instap toon.
[1]
Indien een zekering wordt vervangen let dan op de juiste specifieke waarde en type. Schade door het gebruik van een verkeerde
zekering valt niet onder de garantie. Zekeringen moeten voldoen aan IEC 127.
2.
Programmeren
, toets
,
) kunnen pas ingesteld worden nadat de huidige datum (
[1]
, toets (PROG), toets (RESET).
[1]
en
tegelijk in drukken) zie sectie 1.7.10)
24
. De sabotage led (Tamper) gaat uit. Toets
) is ingesteld (sectie 2.12.1).