16
Meting van de motorsnelheid
De motorfunctie wordt bewaakt door het elektronisch controlesysteem, dat de motorsnelheid wijzigt
om de verschillende afwasprogramma's te optimaliseren.
Het door de tachometrische sensor aan het elektronisch controlesysteem (microprocessor) doorge-
geven signaal geeft de motorsnelheid aan.
De microprocessor voert via het "voedingsreductie"-systeem een aantal berekeningen uit en scha-
kelt dan de triac, die voor de overeenkomstige snelheid zorgt.
De volgende motorsnelheden worden tijdens het afwasprogramma gebruikt:
1600 tpm:
1900 tpm:
2100 tpm:
2300 tpm:
2700 tpm:
Kenmerken
Voeding:
Condensator:
Draairichting:
Reinigingsfase:
Afpompfase:
Reinigen /afpompen
De functies REINIGEN en AFPOMPEN worden door afwisselende voeding van de hoofdwikkeling (RM)
en de hulpwikkeling (RA) geactiveerd.
De controle van de motorstroomkring ligt bij de besturingsprintplaat, die:
d.m.v. een TRIAC (TY1) de beide wikkelingen voedt en de draaisnelheid bepaalt;
d.m.v. een RELAIS (R1) de afwisselende voeding van de beide wikkelingen bepaalt.
drukstootbeschermingsroutine
vooral bij het voorspoelen en bij de warmwater-reinigingsfases
vooral bij de warmwater-spoelbeurt
vooral bij de koudwater-spoelbeurten
bij het impuls-afwassen
220-240V 50Hz
4µF
bidirectioneel
in tegenwijzerzin
in wijzerzin
Servicehandboek IGV 689.1
Uitsluitend voor intern gebruik