INsTAllATIE
Montage
f Installeer het of de open verwarmingscircuit(s) in de referen-
f
tieruimte (ruimte waarin de externe bedieningseenheid van
de warmtepompregeling geïnstalleerd is, bijv. de woonka-
mer). De individuele ruimteregeling kan dan gebeuren met
de externe bedieningseenheid of indirect door de aanpassing
van de stooklijn of de aanpassing van de ruimte-invloed.
f Open het verwarmingscircuit of de verwarmingscircuits in de
f
referentieruimte volledig.
f Sluit alle andere verwarmingscircuits.
f
f Als een overstortventiel in de verwarmingsinstallatie geïn-
f
stalleerd is, moet dat voor het bepalen van het minimumde-
biet volledig gesloten worden.
f Start de instelling van de circulatiepomp, wanneer het tem-
f
peratuurverschil tussen de aanvoer- en retourtemperatuur
niet meer wijzigt.
f Stel de verwarmingscircuitpomp zo in dat het minimumde-
f
biet gewaarborgd is dat voor de werking van de installatie
vereist is.
f Vergelijk het resulterende temperatuurverschil tussen aan-
f
voer en retour op het toestel met de grafiek "Maximaal
temperatuurverschil aan verwarmingszijde met individuele
ruimteregeling en externe bedieningseenheid".
f Stel de verwarmingscircuitpomp zo in dat het maximale tem-
f
peratuurverschil hoogstens wordt bereikt, maar niet wordt
overschreden.
f Stel de verwarmingscircuitpomp in op ∆p-constant.
f
f Bij gebruik van het toestel voor de warmwaterbereiding
f
controleert u de instelling van de opvoerhoogte in het
warmwaterbedrijf.
10.7.2 Debiet met buffervat
Bij het gebruik van een buffervat moet in menu "INSTELLINGEN/
VERWARMEN/BASISINSTELLINGEN" parameter "BUFFERWERKING"
op "AAN" ingesteld worden.
Het is mogelijk het debiet met behulp van het temperatuurverschil
van het buffercircuit in te stellen. Daarbij mag het debiet niet lager
zijn dan het minimumdebiet.
Maximaal temperatuurverschil aan bufferlaadzijde met buffervat:
10
8
6
4
2
0
-15
-10
-5
0
1
Nominale volumestroom
X
Buitentemperatuur [°C]
Y
Maximaal temperatuurverschil [K]
f Start de instelling van de circulatiepomp, wanneer het tem-
f
peratuurverschil tussen de aanvoer- en retourtemperatuur
niet meer wijzigt.
www.stiebel-eltron.com
5
10
15
20
25
30
f Vergelijk het resulterende temperatuurverschil tussen aan-
f
voer en retour op het toestel met de grafiek "Maximaal tem-
peratuurverschil aan bufferlaadzijde met buffervat".
f Stel de bufferlaadpomp zo in dat het maximale tempe-
f
ratuurverschil hoogstens wordt bereikt, maar niet wordt
overschreden.
f Bij gebruik van het toestel voor de warmwaterbereiding
f
controleert u de instelling van de opvoerhoogte in het
warmwaterbedrijf.
f Pas de instelling van de opvoerhoogte van de warmwater-
f
laadpomp evt. aan.
f Stel de buffer- en de warmwaterlaadpomp in op
f
∆p-constant.
10.8 Condensaatafvoer
Voor de condensaatafvoer werd in de fabriek een condensaataf-
voer gemonteerd op de ontdooibak.
1 Condensaatafvoer
f Bevestig een slang op de condensaatafvoer.
f
f Isoleer de slang om vorstbescherming te waarborgen.
f
Materiële schade
!
Let erop dat de slang niet geknikt raakt. Plaats de slang
met verval.
f Controleer na het plaatsen van de slang of het condensaat
f
goed kan weglopen.
10.9 Externe 2e warmtegenerator
Bij bivalente systemen moet de warmtepomp altijd worden ge-
integreerd in de retour van de tweede warmteopwekker (bijv.
1
olieketel).
10.10 Beschermingstemperatuurregelaar voor
vloerverwarming STB-FB
Materiële schade
!
Om in geval van storingen eventuele schade door een
verhoogde voorlooptemperatuur in de vloerverwarming
te vermijden, adviseren we principieel het gebruik van
een beschermingstemperatuurregelaar voor begrenzing
van de systeemtemperatuur.
1
WPL 10 AC | WPL 10 ACS |
13