INsTAllATIE
Montage
Info
Geschikte toestellen voor ontharden en voor het vullen en
spoelen van verwarmingsinstallaties zijn via de handel
verkrijgbaar.
10.5.2 Verwarmingsinstallatie ontluchten
f Ontlucht het leidingsysteem zorgvuldig. Bedien daarvoor
f
het ontluchtingsventiel dat in de warmtepomp in de verwar-
mingsaanvoer is ingebouwd.
10.6 Minimaal debiet
Bij verwarmingswerking zonder buffervat dient u het minimale
debiet en de ontdooi-energie te waarborgen.
10.7 Debiet verwarmingszijde instellen
Info
In combinatie met een hydraulische module of integrale
boiler kan het debiet op de warmtepompmanager afgele-
zen en ingesteld worden. Let erop dat het debiet indirect
via het vermogen van de gebruikte pomp ingesteld wordt.
f Lees het debiet in het menu van de warmtepomp-
f
manager "INFO/VERWARMEN/DEBIET" of "INFO/
WARM WATER/DEBIET" af.
f Stel het debiet in het menu van de warmtepompma-
f
nager "INGEBRUIKNAME/VERWARMEN/VERMOGEN
VERW CIRCUITPOMP" of "INGEBRUIKNAME/WARM
WATER/VERMOGEN WARMWATERPOMP" in.
Het toestel is zo ontworpen dat voor de hydraulische ontkoppeling
van de debieten in het warmtepompcircuit en in het verwarmings-
circuit in combinatie met oppervlakteverwarmingssystemen geen
buffervat nodig is.
Voor een installatie met meerdere verwarmingscircuits adviseren
wij een buffervat te gebruiken.
Het minimumdebiet wordt ingesteld aan de hand van het tempe-
ratuurverschil van het verwarmingssysteem.
Stel de verwarmingscircuitpomp zo in dat het maximale tempe-
ratuurverschil hoogstens wordt bereikt, maar niet wordt over-
schreden.
Dimensioneringsadvies voor de vloerverwarming in de referentieruimte:
Minimaal de-
biet
l/h
WPL 10 AC
700
WPL 10 ACS
700
Buffervat is verplicht
WPL 10 AC
nee
WPL 10 ACS
nee
12
| WPL 10 AC | WPL 10 ACS
Minimale waterinhoud van het
buffervat of de geopende circuits
l
19
19
Geadviseerd buffervatvolume
vloerverwarming
100
100
Het instellen gebeurt in de warmtepompwerking. Daarvoor moe-
ten eerst de volgende instellingen uitgevoerd worden:
f Haal de zekering van de elektrische nood-/bijverwarming
f
er tijdelijk uit om de nood-/bijverwarming spanningsvrij te
schakelen. Als alternatief kunt u ook de tweede warmtegene-
rator uitschakelen.
f Gebruik het toestel in de verwarmingswerking.
f
10.7.1 Minimumdebiet met individuele ruimteregeling via FEK/
FE7 bij installaties zonder buffervat
Maximaal temperatuurverschil aan verwarmingszijde met indivi-
duele ruimteregeling en externe bedieningseenheid:
12
10
8
6
4
2
0
-15
-10
-5
0
1
Minimaal debiet
X
Buitentemperatuur [°C]
Y
Maximaal temperatuurverschil [K]
Bij installaties zonder buffervat moet in menu "INSTELLINGEN/
VERWARMEN/BASISINSTELLINGEN" parameter "BUFFERWERKING"
op "UIT" ingesteld worden.
Er moeten in dit geval in de verwarmingsinstallatie één of meer
verwarmingscircuits open blijven. Het minimumdebiet (zie
"Technische gegevens/Gegevenstabel") moet via het betreffende
geopende verwarmingscircuit gewaarborgd worden (zie tabel
"Dimensioneringsadvies voor de vloerverwarming in de referen-
tieruimte").
Dubbelbuizensysteem 16 x 2 mm /
legafstand 10 cm
Oppervlakte
Aantal circuits Oppervlakte
referentie-
ruimte
m²
n x m
21
3x70
21
3x70
Geadviseerd buffervatvolume
radiator
200
200
5
10
15
20
25
30
Dubbelbuizensysteem 20 x 2,25 mm /
legafstand 15 cm
Aantal circuits
referentie-
ruimte
m²
n x m
21
2x70
21
2x70
Geïntegreerde bijver-
warming activeren
ja
ja
www.stiebel-eltron.com
1