2.5
Relevante documenten
Let ook op de volgende documenten:
•
•
•
•
•
•
•
2.6
Transport / opslag
Controleer de levering direct na ontvangst op mogelijke transportschade. Stel het trans-
portbedrijf hiervan direct op de hoogte. De inbedrijfstelling moet eventueel worden
opgeschort.
De transportogen moeten goed vastgemaakt worden. Deze zijn alleen berekend op het
gewicht van de motor/motorreductor; er mogen geen extra lasten worden aangebracht.
De ingebouwde hijsogen voldoen aan DIN 580. De in deze norm genoemde lasten en
voorschriften moeten altijd in acht worden genomen. Als op de motorreductor twee hijs-
ogen of oogbouten zijn aangebracht, moeten deze twee hijsogen tijdens het transport
ook worden gebruikt. De trekrichting van de hijsinrichting mag dan volgens DIN 580 niet
meer dan 45° afwijken.
Gebruik, indien nodig, geschikte en voldoende bemeten transportmiddelen. Gebruik
deze opnieuw voor verder transport.
Als de motor/motorreductor niet onmiddellijk wordt ingebouwd, dient deze droog en stof-
vrij te worden opgeslagen. De motor/motorreductor mag niet buiten en niet op de venti-
latorkap worden opgeslagen. De motor/motorreductor kan max. negen maanden
worden opgeslagen zonder dat vóór de inbedrijfstelling bijzondere maatregelen
getroffen moeten worden.
2.7
Opstelling
Zorg voor een vlak grondvlak, goede voet- en flensmontage en exacte uitlijning bij recht-
streekse koppeling. Zorg dat de montage niet leidt tot resonanties met de draaifre-
quentie en de dubbele netfrequentie. Rem lichten (bij motoren met aangebouwde rem),
rotor met de hand draaien, op ongewone sleepgeluiden letten. Controleer de draairich-
ting in ontkoppelde toestand.
(De-)monteer riemschijven en koppelingen uitsluitend met apparatuur die daarvoor
geschikt is(verwarmen!) en dek ze af met een aanrakingsbeveiliging. Vermijd ontoelaat-
bare spanningen op de riem.
Zorg zonodig voor de vereiste pijpaansluitingen. Voorzie uitvoeringen met het aseinde
naar boven van een afdekking, zodat vreemde voorwerpen niet in de ventilator kunnen
vallen. De ventilatie mag niet worden belemmerd en de uitlaatlucht, ook die van aggre-
gaten in de buurt, mag niet meteen weer worden aangezogen.
Let op de aanwijzingen in het hoofdstuk "Mechanische installatie"!
Aanvulling op de technische handleiding – Explosiebeveiligde draaistroommotor DR63/eDR63
aansluitschema's die bij de motor meegeleverd worden
technische handleiding "Explosiebeveiligde reductoren series R..7, F..7, K..7, S..7,
®
SPIROPLAN
W" bij motorreductoren
technische handleiding van de eventueel aangebouwde frequentieregelaar bij rege-
laargevoede motoren
technische handleiding van eventueel aangebouwde opties
catalogus "Explosiebeveiligde draaistroommotoren" en/of
catalogus "Explosiebeveiligde aandrijvingen"
technische handleiding "Explosiebeveiligde draaistroommotoren EDR.71-225, 315"
Veiligheidsaanwijzingen
Relevante documenten
2
9