Parameterinstelling: frequentieregelaar voor motoren van categorie 3
6
Inbedrijfstelling
6.1
Parameterinstelling: frequentieregelaar voor motoren van categorie 3
AANWIJZING
Voor de inbedrijfstelling van de frequentieregelaars moet de desbetreffende techni-
sche handleiding en bij motorreductoren bovendien de technische handleiding van de
reductor in acht worden genomen.
6.1.1
Vóór de inbedrijfstelling
Vóór de inbedrijfstelling moet worden gecontroleerd of aan alle voorwaarden voor de
typische toepassing wordt voldaan (zie technische handleiding "Explosiebeveiligde
draaistroommotoren DR.71 – 225, 315"). Bij afwijkingen van de voorwaarden is vóór de
inbedrijfstelling een berekening van de punten D en E vereist (zie technische handlei-
ding "Explosiebeveiligde draaistroommotoren DR.71 – 225, 315"). Het effectieve werk-
punt moet onder de nieuwe thermische karakteristiek liggen.
6.1.2
Inbedrijfstellingsprocedure voor MOVITRAC
Let bij de inbedrijfstelling op de volgende punten:
•
•
•
•
•
•
•
•
Stroomgrens
De parameter Stroomgrens wordt door de inbedrijfstellingswizard in het applicatieven-
ster op 150% I
stane koppel aan de uitgaande as van de reductor M
Maximumtoerental
In het venster "Systeemgrenzen" moet het maximale motortoerental worden begrensd.
Bij de instelling van de parameter Maximumtoerental moet u op het volgende letten:
•
•
Automatische
De parameter Automatische afstelling wordt geactiveerd door de inbedrijfstellings-
afstelling
wizard. Hierdoor stelt de frequentieregelaar bij elke vrijgave de parameter IxR waarde
automatisch in. Handmatige wijziging is niet toegestaan.
Aanvulling op de technische handleiding – Explosiebeveiligde draaistroommotor DR63/eDR63
Gebruik de software MOVITOOLS
geleide inbedrijfstelling.
De inbedrijfstelling en het bedrijf van motoren van de categorie 3 is mogelijk in para-
meterset 1 en 2.
In de systeemconfiguratie is alleen de afzonderlijke aandrijving toegestaan.
Als regelmethode kan zowel "V/f" als "Vectorgeregeld" worden ingesteld.
Bij het selecteren van de toepassing zijn de toerentalbesturing en de hijswerktoepas-
sing mogelijk. De opties "DC-remmen" of "Vangfunctie" mogen niet worden gebruikt.
De bedrijfssoort moet alijd op "4-kwadrantbedrijf" worden ingesteld.
De overeenkomstige motorserie wordt in het venster "Motortype" geselecteerd.
In het venster "Motorselectie" moeten naast de keuze van de motor de apparaatca-
tegorie, de netspanning, de motorspanning en het schakeltype worden geselecteerd.
. gezet. Deze waarde moet overeenkomstig het maximaal toege-
nom mot
maximumtoerental ≤ motorgrenstoerental en
maximumtoerental ≤ maximaal toerental ingaande as n
Inbedrijfstelling
®
B
®
MotionStudio, versie 5.70 of hoger, voor de
amax
emax
I
0 0
worden gereduceerd.
(zie typeplaatje reductor)
6
19