8
Voeg de gebruikersnaam toe weergegeven bij Namen van groepen of gebruikers. Klik op Toevoegen en
vervolgens op Locaties. Selecteer de computer waarop de gedeelde map is aangemaakt (bijvoorbeeld:
PC4050) en klik vervolgens op OK.
9
Geef de gebruikersnaam op die toegevoegd is als lokale gebruiker in het tekstveld en klik op OK.
10
Selecteer de toegevoegde gebruiker, vink onder Toestaan de vakjes Wijzigen en Lezen aan en klik vervolgens
op OK.
11
Klik op OK om het dialoogvenster Eigenschappen af te sluiten.
Bestemming opgeven
Controleer de computergegevens die u moet invoeren op het bedieningspaneel als u een bestand verstuurt. De
volgende gegevens moet u via de computer controleren:
•
In te voeren Hostnaam
•
In te voeren Pad
•
In te voeren Aanmeldingsnaam gebruiker
De in te voeren Hostnaam controleren
Controleer de naam van de bestemmingscomputer.
1
Klik met de rechtermuisknop op Mijn computer en selecteer Eigenschappen. Het dialoogvenster van
Systeemeigenschappen wordt nu weergegeven.
2
Klik op het tabblad Computernaam om de naam van de computer te bekijken.
Op het tabblad Computernaam vindt u de Volledige computernaam en het Domein.
De karakters links van het eerste punt (.) in het tekstveld Volledige computernaam komen overeen met de in
te voeren Hostnaam. (Bijvoorbeeld: pc4050)
Op het tabblad Computernaam vindt u de Volledige computernaam en de Werkgroep.
2-33
Voorbereiding voor het gebruik
2