4. Elektrische aansluiting
Waarschuwing
De elektrische installatie dient door een
erkend installateur te worden uitgevoerd in
overeenstemming met de lokale regelge-
ving.
Controleer of de voedingspanning en -frequentie
overeenkomen met de waarden die op het type-
plaatje vermeld staan.
Waarschuwing
U dient er tijdens de elektrische installatie
zeker van te zijn dat de voedingspanning
niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
Waarschuwing
De unit moet worden aangesloten via een
externe netschakelaar met een contacto-
pening van ten minste 3 mm in alle polen.
Veiligheidshalve dient de pomp voorzien te
zijn van een geaarde stekker.
Aanbevolen wordt om de permanente
opstelling te voorzien van een aardlek-
schakelaar met een uitschakelstroom ≤
30 mA.
Eénfasemotoren zijn voorzien van een thermische
schakelaar; een extra motorbeveiliging is niet nodig.
Driefasenmotoren moeten op een externe netscha-
kelaar en een motorbeveiliging worden aangesloten.
5. Ejectorventiel
Het ejectorventiel wordt los bij de pomp meegele-
verd.
Verwijder de aftapplug (V), zie afb. 1, en plaats het
ejectorventiel in de opening.
De O-ring moet aan het ejectorventiel wor-
den gemonteerd.
N.B.
Maak het ventiel met de hand vast.
T
Afb. 1
Ejectorventiel
5.1 Instelling van het ejectorventiel
Het ejectorventiel in de plugopening (V) kan twee
posities innemen. Zie afb. 3.
Afbeelding
2
laat een voorbeeld zien van hoe de
posities van het ejectorventiel van invloed kunnen
zijn op de QH-curve.
H
[m]
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
0.0 0.5 1.0 1.5 2.0 2.5 3.0 3.5 4.0 Q [m³/h]
0.00
0.25
0.50
Afb. 2
QH-curve en posities van het ejector-
ventiel
P
S
V
J P 5
IS O 9906 Annex A
0.75
1.00
Q [l/s ]
3