4. Kunt u de printer bereiken met een ping-opdracht?
5. Zijn er programma's aan het netwerk toegevoegd?
6. Kunnen andere gebruikers wel afdrukken?
7. Als andere gebruikers wel kunnen afdrukken, gebruiken ze dan hetzelfde
8. Is het protocol ingeschakeld?
9. Wordt de printer weergegeven in HP Web Jetadmin of een ander beheerprogramma?
38
Hoofdstuk 1 Netwerkfunctie
Verzend een ping naar de printer vanaf uw computer met behulp van de
opdrachtprompt. Bijvoorbeeld:
ping 192.168.45.39
Controleer of de round trip-tijd voor de ping wordt weergegeven.
Als u de printer kunt bereiken met een ping-opdracht, controleert u of het IP-adres van
de printer op de juiste wijze is geconfigureerd op de computer. Als dit adres juist is,
verwijdert u de printer en voegt u deze opnieuw toe.
Als de ping-opdracht is mislukt, controleert u of de netwerkhubs zijn ingeschakeld en
controleert u vervolgens of de netwerkinstellingen, de printer en de computer allemaal
zijn geconfigureerd voor hetzelfde netwerk.
Controleer of deze programma's compatibel zijn en juist zijn geïnstalleerd met de juiste
printerstuurprogramma's.
Het probleem kan worden veroorzaakt door het werkstation. Controleer de
netwerkstuurprogramma's, printerstuurprogramma's en omleiding (in Novell NetWare)
van het werkstation.
netwerkbesturingssysteem?
Controleer het systeem en zorg ervoor dat de instellingen van het besturingssysteem
correct zijn.
Controleer de status van het protocol op de netwerkconfiguratiepagina. Zie
Netwerkconfiguratiepagina. U kunt u tevens de geïntegreerde webserver of HP Werkset
gebruiken om de status van andere protocollen te controleren. Zie
webserver of HP Werkset
●
Controleer de netwerkinstellingen op de netwerkconfiguratiepagina.
●
Controleer de netwerkinstellingen voor de printer met behulp van het
bedieningspaneel van de printer (voor printers met bedieningspanelen).
gebruiken.
De geïntegreerde
NLWW