5. Veiligheidsvoorzieningen van het
toestel
5.1 Oververhittingsbeveiliging
Dit toestel is met een oververhittingsbeveiliging uit-
gerust. Wanneer het toestel te heet wordt, wordt het
verwarmingselement automatisch uitgeschakeld.
Schakel het toestel uit door de verwarmingsni-
veauschakelaar 8 in de stand 'OFF' te zetten
en de temperatuurregelaar 9 in de stand " ".
Trek de netstekker uit de contactdoos.
Laat het toestel ten minste 10 minuten afkoelen.
Controleer de luchtinlaten 3 en luchtuitlaten
2 en verhelp de oorzaak van de oververhitting
vooraleer u het toestel opnieuw in werking zet.
OPGELET! Oververhitting heeft normaliter
een reden! Ze kan brandgevaar betekenen!
Controleer of het toestel zijn warmte voldoende
kan afgeven: is het toestel afgedekt of staat het
te dicht tegen een wand of ander obstakel?
Verhelp het probleem indien mogelijk of wend u
tot de servicehotline (zie hoofdstuk 'Service').
Ook indien u geen oorzaak vindt maar de
oververhittingsbeveiliging nogmaals in werking
treedt, moet u het toestel uitschakelen en u tot
de servicehotline wenden (zie hoofdstuk 'Ser-
vice').
14
NL/BE
5.2 Kantelbeveiliging
Dit toestel is met een kantelbeveiliging uitgerust. Indien
het toestel tijdens de werking aan een sterke helling
wordt blootgesteld, schakelt het toestel zichzelf au-
tomatisch uit. Het toestel werkt uitsluitend in rechtop-
staande positie.
6. Onderhoud, reiniging en opslag
Trek steeds de stekker uit wanneer het toestel
niet in gebruik is en vóór iedere reiniging of bij
bedrijfsstoringen!
Reinig het toestel uitsluitend in uitgeschakelde
en koude toestand.
Zorg ervoor dat bij de reiniging geen vochtigheid
in het toestel dringt om een onherstelbare bescha-
diging van het toestel te voorkomen.
Reinig de behuizing uitsluitend met een licht
vochtige doek en een mild afwasmiddel. Gebru-
ik geenszins scherpe en/of krassende schoon-
maakmiddelen.
Verwijder stofophopingen aan de luchtinlaten
en -uitlaten met behulp van een stofzuiger.
Bewaar het toestel in een droge omgeving.