6.3
Elektrische aansluiting
6.3.1
Aansluiting niveausensor
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Rainsystem AF150 • Ed.01/2024-07
LET OP
• Draai de doorstromingsarmatuur niet. De aftapklep (zie ook Fig. 3a,
3b, B) of de aangebrachte pijlen voor de stromingsrichting moeten
parallel met de verzamelleiding verlopen.
LET OP
Neem de documentatie van de betreffende fabrikant van het onderdeel
in acht.
GEVAAR
Levensgevaar door elektrische stroom!
Het niet juist handelen bij werkzaamheden aan elektrische installaties
kan overlijden door een elektrische schok tot gevolg hebben!
• Laat de elektrische aansluiting uitsluitend uitvoeren door een elektri-
cien die is erkend door het plaatselijke energiebedrijf.
• Neem de geldende plaatselijke voorschriften in acht.
LET OP
• Neem voor de elektrische aansluiting de bijbehorende inbouw- en be-
dieningsvoorschriften van het regelsysteem in acht.
• Neem de bijgevoegde elektrische schakelschema's in acht.
Er moet rekening worden gehouden met de volgende punten:
•
Technisch stroomtype, spanning en frequentie van de netaansluiting moeten overeen-
komen met de gegevens op het typeplaatje van het regelsysteem en van de pompen.
•
Zorg voor een voldoende grote dimensionering van de elektrische aansluitkabel, in over-
eenstemming met het totale vermogen van de installatie voor regenwaterhergebruik
(zie typeplaatje, inbouw- en bedieningsvoorschriften en de meegeleverde elektrische
schakelschema's).
•
De externe zekering van de aansluitkabel voor de installatie voor regenwaterhergebruik
moet worden uitgevoerd volgens de geldende plaatselijke voorschriften (bijv. VDE0100
deel 430) met inachtneming van de gegevens in de inbouw- en bedieningsvoorschrif-
ten.
•
Zie Fig. 6.
•
Leg de sensoraansluitkabel naar het regenwaterreservoir in een beschermbuis. Leg de
kabel zonder mechanische spanning. Voorkom knikken en knopen.
•
Om te voorkomen dat de sensor vervuild raakt door sediment, moet u de vulpeilsensor
(pos. 23) ten minste 100 mm boven de bodem van het regenwaterreservoir bevestigen
bij "drijvende afname" (33).
•
Bij gebruik van een voetventiel (pos. 34) moet de vulpeilsensor zo worden bevestigd dat
het minimumniveau 100 mm boven het voetventiel ligt en er geen lucht kan worden
aangezogen. De bevestiging is afhankelijk van het type regenwaterreservoir.
•
Het is mogelijk om de sensoraansluitkabel van de vulpeilsensor te verlengen. De sen-
soraansluitkabel mag niet langer zijn dan 40 meter. Gebruik voor de verlenging een kabel
die geschikt is voor de omstandigheden ter plaatse (bv. ondergrondse kabel met een
doorsnede van minstens 2 x 0,5 mm²).
nl
29