6.2
Installatie
6.2.1
Fundament/ondergrond
6.2.2
Hydraulische aansluiting en leidin-
gen
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Rainsystem AF150 • Ed.01/2024-07
GEVAAR
Levensgevaar door elektrische stroom!
Het niet juist handelen bij werkzaamheden aan elektrische installaties
kan overlijden door een elektrische schok tot gevolg hebben!
• Laat de elektrische aansluiting uitsluitend uitvoeren door een elektri-
cien die is erkend door het plaatselijke energiebedrijf.
• Neem de geldende plaatselijke voorschriften in acht.
Door het bouwtype van de installatie voor regenwaterhergebruik kan deze op een vlak ge-
betonneerde bodem worden opgesteld. Door het basisframe op in hoogte verstelbare tril-
lingsdempers te plaatsen, is er sprake van geluidsisolatie ten opzichte van het gebouw.
LET OP
Het is mogelijk dat de trillingsdempers om transporttechnische redenen
niet gemonteerd zijn bij de levering. Zorg ervoor dat vóór het opstellen
van de installatie voor regenwaterhergebruik alle trillingsdempers zijn
gemonteerd en door middel van de schroefdraadmoeren zijn geborgd.
VOORZICHTIG
Gevaar voor materiële schade door niet verwijderde bescherm-
kappen of stoppen!
Niet-verwijderde beschermkappen of stoppen kunnen tot verstopping
leiden en de pomp beschadigen.
• Alle aansluitingen controleren en eventuele nog aanwezige verpak-
kingsresten, beschermkappen en stoppen verwijderen.
•
Zie Fig. 2a - 2c.
•
Gebruik bij het aansluiten van de vlotterkraan van de buffertank op het drinkwaternet
geen materialen die de kwaliteit van het water kunnen aantasten.
Installatie-instructies:
•
Installeer niet-inbegrepen leidingen spanningsvrij.
•
Om te voorkomen dat de leidingverbindingen onder spanning komen te staan, moeten
compensatoren met een lengtebegrenzing of flexibele aansluitleidingen worden ge-
bruikt. De overdracht van installatietrillingen op de gebouwinstallatie wordt hierdoor tot
een minimum beperkt.
•
Vang de krachten van leidingen op en leid ze niet naar de aansluitingen van de installa-
tie.
Zuigleiding uit het regenwaterreservoir (Fig. 5)
•
Leg voor elke pomp van de installatie een separate zuigleiding naar het regenwaterre-
servoir en sluit de leiding aan op de aansluitingen aan de zuigzijde van de pompen G1¼
(Fig. 2b, pos. 8) (voorzijde van de installatie). Monteer de zuigleiding vacuümdicht aan de
zuigaansluiting.
•
Let erop dat de zuigleiding door de aanzuiging van de pompen niet vervormt.
•
Zorg ervoor dat de zuigleidingen groot genoeg zijn (afhankelijk van de capaciteit van de
pompen en van de leidinglengte; binnendiameter 25 tot 32 mm).
•
Om leegloop en verstopte zuigleidingen te voorkomen, installeer een voetventiel aan de
zuigleidingen met terugslagklep en zeef (maaswijdte 1 mm) of een filter.
•
Leg de zuigleidingen continu stijgend. Vermijd knikken, bochten en versmallingen van
de zuigleidingen. (Deze verhogen de stromingsweerstand en verlagen de maximale aan-
zuighoogte.)
nl
27