Inhoudsopgave
Advertenties
7
CONTROLE VAN DE
JUISTE AARDING.
Als het elektrisch distributiecircuit geen aarding heeft of de aarding
is niet overeenkomstig de specificaties, dan moet een aardingssys-
teem worden geïnstalleerd. De bijbehorende accessoires worden
niet bij de condensgroep geleverd.
1. Selecteer een aardingselektrode overeenkomstig de specificaties
aangegeven in figuur 35.
2. Sluit de flexibele buis aan op de koppeling van de flexibele buis.
- Bij voorkeur in een harde en vochtige grond en geen zand of
grind omdat ze een hogere aardweerstand hebben.
- Uit de buurt van (ondergrondse) structuren, zoals bijvoorbeeld
gasleidingen, waterleidingen, telefoonlijnen en ondergrondse
kabels.
- Op minstens twee meter afstand van een bliksemafleider en van
zijn kabel.
- De aardedraad voor de telefoonlijn kan niet worden
gebruikt voor de aarding van de condensgroep.
Koolstofplastic
Groen/geel
isolatiedraad in PVC
Kern in staal
Klem M4
Op de aardingsschroef
3. Afmaken door het omwikkelen van isolatieband rondom de
leidingen in de richting van de externe groep.
4. Installeer een groen/gele aardedraad:
- Als de aardedraad te kort is, sluit een verlengkabel mechanisch
aan en wikkel deze om met isolatieband (de aansluiting niet
onder de grond stoppen).
- Maak de aardkabel vast op zijn plaats met geschikte bevestigings-
punten.
- Als de aardelektrode wordt geïnstalleerd in een zone
met zwaar verkeer, dan moet zijn draad veilig worden
aangesloten.
5. Controleer nauwgezet de installatie door de aardeweerstand
te meten met een ohmmeter. Als de weerstand hoger is dan het
vereiste niveau, plant u de elektrode dieper in de grond en verhoogt
u het aantal aardelektroden.
6. Sluit de aardkabel aan op de aansluitdoos binnen in de externe
groep
50 cm
30 cm
35
27
Advertenties
Inhoudsopgave
