3 Specifieke gebruikstoepassingen
4
Meet de hoogte van a3.
»
Het verschil met a2 wordt in de onderste rij weergegeven.
H ABS
3.1.2
Continu meten van de afstand van één specifiek punt tot
meerdere andere punten
Stel een willekeurig punt in als referentie en meet dan continu de afstand vanaf dat punt. Als voorbeeld
wordt de procedure uitgelegd voor het continu verkrijgen van de afstand tussen a1 (hoogte van het
middelpunt van cirkel s1) en a2 (hoogte van het middelpunt van cirkel s2) hieronder getoond met de
oppervlakteplaat ingesteld als referentie.
OPMERKING
De volgende waarden kunnen worden ingesteld als referentie.
• Hoogtemeting
• Meting van de mediaanwaarde van een binnen- of buitendiameter
• Mediane, minimale of maximale waarde van een vlakscanmeting
1
Stel de referentie in.
1
Breng de kogel van de taster langzaam in contact met de oppervlakteplaat totdat er een pieptoon klinkt.
Houd contact met de kogel.
Tips
• Voer dezelfde bewerking uit, zelfs als een ander punt dan de hoogte van de Oppervlakteplaat als referentie
is ingesteld. (Breng de kogel in contact met het punt dat moet worden ingesteld als referentie.)
• Om een binnendiameter-, buitendiameter- of vlakscanmeting in te stellen als referentie, voert u de juiste
meting uit. Ga naar
(pagina 25), "2.5 De vlakverplaatsing meten (Vlakscanmeting)" (pagina 29) voor meer details.
s2
s2
s1
s1
"2.3 De binnendiameter meten" (pagina 21), "2.4 De buitendiameter meten"
a2
a2
30 mm
30 mm
a1
a1
10 mm
10 mm
33
ABS-referentie
nr. 99MAF600N