De controlelampjes 11 tot 20 geven
aan, welk ventilatieniveau u hebt
ingesteld.
Druk knop 23 in om een andere
bedrijfsmodus te kiezen en de
bedrijfsmodus lucht omkeren te
beëindigen.
35.4 Slangaansluiting
gebruiken
Let erop dat de afvoerslang verbonden
met de luchtontvochtiger nergens boven
de positie van de slangaansluiting op de
luchtontvochtiger mag lopen. Anders
kan het condenswater terugstromen in
de luchtontvochtiger en de
luchtontvochtiger beschadigen.
LET OP
Bij onjuiste behandeling kunt u de
luchtontvochtiger beschadigen.
Schakel de luchtontvochtiger uit en
haalt de stekker uit het stopcontact
voordat u een afvoerslang op de
luchtontvochtiger aanbrengt of deze
verwijdert.
U kunt de bijgevoegde afvoerslang 29
op de slangaansluiting 27 van de
luchtontvochtiger aansluiten en zo het
condenswater uit de ontvochtigde lucht
aftappen (zie afb. C). Op deze manier
hoeft u de condensbak 3 niet meer te
legen en kunt u de luchtontvochtiger
voortdurend gebruiken.
Haal de condensbak uit de
luchtontvochtiger zoals
beschreven in de paragraaf
„Condensbak legen".
Plaats de afvoerslang op de
slangaansluiting.
Leid het vrije uiteinde van de
afvoerslang naar een geschikte afvoer
of een geschikte bak, waarin de
condensatie moet wegstromen.
Schuif de condensbak weer volledig
terug in de luchtontvochtiger.
36 Reiniging
Gebruik geen agressieve
schoonmaakmiddelen, borstels met
metalen- of nylonharen, en scherpe of
metaalachtige
schoonmaakvoorwerpen, zoals messen,
harde spatels en dergelijke.
Deze kunnen de oppervlakken
beschadigen.
Reinig de ventilatieopeningen en de
filter regelmatig
(ongeveer elke 2 weken), om te
voorkomen dat de prestaties van de
luchtontvochtiger minder worden.
36.1 Luchtontvochtiger
reinigen
Veeg de luchtontvochtiger aan de
buitenkant met een droge of licht
bevochtigde, goed uitgewrongen doek
af.
Wrijf vervolgens de luchtont-vochtiger
volledig droog.
Ventilatieopeningen reinigen
Verwijder met behulp van een geschikte
zachte borstel stof en vuil uit de
ventilatieopeningen.
LET OP
Materiële schade door verkeerde
bediening!
Onjuiste reiniging van de
luchtontvochtiger kan tot
beschadigingen van de
luchtontvochtiger
leiden.
36.2 Filter reinigen
Neem de filterhouder 7/18 uit de
luchtontvochtiger, door het palletje aan
de onderkant voorzichtig los te maken
en vervolgens naar beneden te trekken
(zie afb. C).
Verwijder het filterrooster 34 en de
schuimstoffilter 17 uit de filterhouder
(zie afb C).
Reinig het filterrooster, het
schuimstoffilter en de filterhouder met
een geschikte borstel of een geschikte
stofzuiger.
Plaats het schuimstoffilter en het
filterrooster weer terug in de
filterhouder.
Seite | 51