Alle goederen dienen van de wanden van de laadruimte
verwijderd te zijn, zodat de lucht tussen de wanden en de
lading kan circuleren; hierdoor voorkomt men dat de warmte
die via de wanden binnendringt de goederen beschadigt.
Het is belangrijk de temperatuur van de goederen tijdens het
laden te controleren om er zeker van te zijn dat ze de juiste
transporttemperatuur hebben. De koelunit is ontworpen om
de goederen op temperatuur te houden; de unit is dus niet
ontworpen om een warm product af te koelen.
ENKELE RAADGEVINGEN
Voor het laden
Koel de laadruimte voor door de temperatuur gedurende
ongeveer 15 minuten te verlagen.
Verwijder eventueel in de laadruimte aanwezig vocht door
handmatig te ontdooien. Dit is alleen mogelijk als de
ontdooithermostaat het toestaat (temperatuur in laadruimte
lager dan 3°C tijdens afkoelen en 8°C tijdens verwarmen).
De verdamperventilatoren worden voor de veiligheid
beschermd door roosters. Bij intensief gebruik van de unit
kan zich ijs afzetten op de roosters. Het is daarom aan te
bevelen om ze regelmatig schoon te maken met een
borsteltje. Dit mag ALLEEN gedaan worden terwijl de unit
UITGESCHAKELD is.
Tijdens het laden
Bij het laden mag de unit niet in werking zijn.
Het wordt aanbevolen om de deur zo kort mogelijk open
te laten om het binnenkomen van warme lucht en vocht
te vermijden.
Stel met de thermostaat de temperatuur in, afhankelijk van
de vervoerde goederen.
Controleer de eigen temperatuur van de goederen tijdens
het laden (naaldthermometer of digitale thermometer).
Zorg
ervoor
dat
de
luchtaanzuigopeningen
de verdamper,
alsmede
de
ventilatiekanalen
geblokkeerd worden.
Afstandstuk
Lading op pallets
Houd een vrije ruimte van ongeveer:
- 6 tot 8 cm tussen lading en voorwand,
- 20 cm tussen de bovenkant van de lading en het dak,
- enkele centimeters tussen de vloer en de lading (roosters of pallets).
Vergeet niet de deuren te sluiten.
Controleer alvorens de deuren te sluiten uw lading, en of
er zich niemand in de laadruimte bevindt.
:
LET OP
Wij raden aan bij stilstaand koelen de
laadruimte
zoveel
schaduw te zetten.
!
BELANGRIJK
Laat nooit een unit meer dan een maand
lang stilstaan.
62-61773-02
4.
Hieronder worden enkele algemene aanwijzingen gegeven
betreffende de transporttemperatuur van de goederen en de
bijbehorende werking van de unit. Deze gegevens worden slechts
als richtlijnen vermeld; de door de transporteur of de ontvanger
van de goederen gegeven instructies hebben hierop voorrang.
Meer informatie is verkrijgbaar bij uw Carrier Transicold dealer.
Product
Bananen
Vers
verse groenten
Vers vlees en
fruits-de-mer
Zuivelproducten
IJs
Diepgevroren
fruit en groente
Diepgevroren
vlees,
schaal-
schelpdieren
Ijsjes
* In geval van distributie waarbij de deuren veelvuldig geopend en
gesloten worden, is het raadzaam de unit in de stand Continu te
laten om de kwaliteit van de goederen te waarborgen.
Schakel het compartiment uit zolang de deuren open zijn om
de lading in de andere compartimenten op temperatuur te
houden en de unit correct te laten werken.
5.
Vergeet de accu niet los te koppelen wanneer de koelunit
van
niet in gebruik is.
niet
U dient de unit minstens 72 minuten te laten draaien om
de batterij met een oplaadtoestand van 80% tot 100%
op te laden.
U wordt aangeraden de unit continu te laten draaien
gedurende 3 uur, als die opties bevat die verbonden zijn
aan de batterij.
6.
INWERKINGSTELLINGSCONTROLE
Voorafgaande aan iedere rit dient een controle uitgevoerd
te worden. Dit is van essentieel belang om het risico van
storingen onderweg zo klein mogelijk te houden. Deze
controles nemen slechts enkele minuten in beslag.
1.
Diesel - Verwijder water of andere onzuiverheden die zich
onderin in de brandstoftank van de unit kunnen bevinden
door de aftapkraan van de tank te openen en op te vangen
in een opvangbak. Deze bevindt zich onder de tank. Sluit
mogelijk
in
de
de kraan onmiddellijk wanneer de afgetapte diesel schoon
blijkt. Controleer of het brandstofpeil in de tank voldoende
hoog is om de unit te voeden; indien nodig bijvullen.
Accu - De unit is uitgerust met een onderhoudsvrije accu, waarvan
alleen gecontroleerd hoeft te worden of de aansluitklemmen schoon
zijn en goed vast zitten. Het accubevestigingssysteem dient
eveneens gecontroleerd te worden.
AANBEVOLEN TRANSPORTTEMPERATUREN
Streeftemperatuur
Werkingsmodus*
15°C (60°F)
fruit
of
+4°C tot +6°C
Auto-Start/Stop
+2°C (+36°F)
Auto-Start/Stop
+2°C tot +6°C
-20°C
Auto-Start/Stop
Auto-Start/Stop
-18°C (0°F)
Auto-Start/Stop
vis,
-20°C
en
-25°C (-13°F)
Auto-Start/Stop
12 V ACCU BESPARINGAANBEVELING
Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de stand STOP.
Continu
Continu
of continu
of continu
88