Probleem
6. Geen lucht op de
uitgang, poeder-LED uit,
spanning-LED aan, kV-
of AFC-LED aan
7. Geen kV-uitgang, kV- of
AFC-LED aan,
poeder-LED uit, op
display staat 00
8. Geen kV-uitgang, kV of
AFC-LED uit, display uit,
poeder-LED aan
9. Te lage kV-uitgang
E 1999 Nordson Corporation
Alle rechten voorbehouden
Mogelijke oorzaak
Diode D6 kortgesloten
Q1 defect. TP‐8 naar aarde is groter
dan 1 volt
Geen triggersignaal, mogelijke een
beschadigde kabel
Verbinding op de printplaat bij de
J3-connector of de GUN OUTPUT
stekkerbus is slecht.
Zekering F2 doorgebrand
U1 of U2-chip defect
S5 defect
kV/AFC‐knop (S2) uit
U1, Q2, of U3 defect
kV/AFC‐knop (S2) niet juist ingesteld
Te laag ingangsvoltage. TP‐1 minder
dan $ 24 V gelijkstroom
Regelaar U1 defect
Pistoolweerstand, ‐kabel of versterker
defect
213 633C
Uitgave 09/99
Problemen en oplossingen
Actie
Vervang de printplaat.
Vervang de printplaat.
Ontkoppel de pistoolkabel van de
besturingsunit. Bekrachtig het pistool en
controleer op doorverbinding tussen de
pennen 1 en 2. Vervang de kabel als
geen doorverbinding wordt gemeten.
Controleer de verbinding bij de
J3-connector en de stekkerbus.
Vervang zekering F2 als deze is
doorgebrand.
Vervang de U1-chip. Als daarmee het
probleem niet is opgelost, vervang dan
de U2-chip. Als hiermee het probleem
niet is opgelost, vervang dan de
printplaat.
Zet S5 in de stand CONTINUOUS.
Schakel de besturingsunit uit. Staat er
nu lucht op de uitgang en is
hoogspanning aanwezig, vervang dan de
printplaat.
Schakel de knop in en zet hem op het
gewenste niveau.
Vervang de U1-chip. Als hiermee het
probleem niet is opgelost, vervang dan
de printplaat.
Verhoog de ingestelde
AFC‐stroomsterkte of de kV‐uitgang.
Controleer of S4 en J4 juist zijn ingesteld
voor de ingangsspanning.
Controleer met een voltmeter of tussen
TP‐2 en aarde 21 V gelijkstroom wordt
gemeten. Is dit voltage niet aanwezig,
vervang dan de U1-chip.
Controleer de pistoolweerstand en de
versterker met een mega‐ohmmeter.
Controleer de kabel op kabelbreuk.
5‐3
Handleiding 33‐19