1. Maatwiel
2. Schuif de schacht uit de onderste beugelopeningen, lijn
de rol uit met de bovenste openingen en installeer de
schacht
(Figuur
30).
1. Rol
3. Installeer de schroef en moer om vast te zetten.
De maatwielen instellen
1. Verwijder de bout en de moer waarmee het maatwiel is
bevestigd aan de beugels van het maaidek
2. Houd de rol en het afstandsstuk recht voor de bovenste
openingen in de beugels en zet deze vast met de bout
en de moer.
Figuur 29
2. Schroef en moer
Figuur 30
2. Rolschacht, schroef en
moer
(Figuur
Controleren op ongelijk
afgestelde maaidekken
In verband met verschillen in gazoncondities en de
instellingen van het tegengewicht van de tractie-eenheid,
dient u eerst een stukje gras te maaien en het maairesultaat te
controleren voordat u het volledige gazon echt gaat maaien.
1. Stel alle maaidekken in op de gewenste maaihoogte; zie
De maaihoogte instellen (bladz.
2. Controleer de druk van de voor- en achterbanden van
de en pas deze aan.
Opmerking: De juiste luchtdruk in de voorbanden is
3,45 bar en in de achterbanden 2,07 bar.
3. Controleer of de banden van alle zwenkwielen een
spanning van 3,45 bar hebben.
4. Controleer met behulp van de testpoorten de druk van
de lading en het tegengewicht met de motor in
STATIONAIR
systeem controleren (bladz.
5. Controleer op kromme messen; zie
kromme messen (bladz.
6. Maai het gras in een testgebied om te controleren of
alle maaidekken op dezelfde hoogte maaien.
7. Als u een maaidek moet afstellen, zoek dan een vlak
oppervlak. Bepaal met behulp van een liniaal van
minstens 2 meter of het oppervlak vlak is.
8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u
de machine in de hoogste maaistand zetten; zie
maaihoogte instellen (bladz.
9. Laat de maaidekken op het vlakke oppervlak zakken
en verwijder de kappen van de bovenzijde van de
maaidekken.
Zijmaaidekken
1. Draai de messen op elke as totdat de uiteinden in de
lengterichting liggen.
2. Alleen voor de buitenste mes-as: stel de opvulstukken
op de voorste zwenkwielvorken zo af dat zij
overeenkomen met de gewenste maaihoogte.
3. Meet de afstand van de grond tot de voorste punt van
het maaimes.
4. Draai het mes 180° en meet vanaf de grond tot de punt
29).
van het maaimes.
Opmerking: De achterzijde van het mes moet 7,5
mm hoger zijn dan de voorzijde.
Opmerking: Als afstelling noodzakelijk is, pas dan
de opvulstukken op de achterste zwenkwielvorken aan.
31
28).
; zie
De testpoorten voor het hydraulische
61).
Controleren op
65).
28).
HOOG
De