9
AUTOMATISCHE FUNCTIES
9.1 Algemeen
GOLD beschikt over een aantal automatische functies. Het
activeren van bepaalde functies beïnvloedt de werking van het
aggregaat.
9.1.1 Startsequentie
GOLD heeft een startsequentie met een af fabriek ingestelde
tijdsvertraging tussen elke stap, zie hieronder:
1. Kleprelais wordt geactiveerd en opent afsluitklep (indien
geïnstalleerd).
Tijdsvertraging 30 seconden.
2. De afvoerluchtventilator (niet van toepassing als alleen GOLD
SD-units voor toevoerluchtbehandeling zijn geïnstalleerd) en
de warmtewisselaar wordt geregeld om maximale warmte-
terugwinning (niet van toepassing bij GOLD SD-units zonder
warmtewisselaar). Nawarmen (indien geïnstalleerd) wordt
geactiveerd op 40 % van max. vermogen.
Tijdsvertraging 90 seconden.
3. De toevoerluchtventilator start (niet van toepassing als alleen
GOLD SD-units voor afvoerluchtbehandeling zijn geïnstal-
leerd)
Vertraging 180 seconden (vanaf het moment dat de uitlaat-
luchtventilator is gestart).
4. Het regelen van de temperatuur begint volgens de stan-
daardinstellingen.
De startsequentie verhindert dat de uitlaatluchtventilator start
met een gesloten klep. Doordat de uitlaatluchtventilator eerst
start, net als de warmte-uitwisselaar, wordt voorkomen dat bij
koude weersomstandigheden bij de start ook wordt gekoeld met
inlaatlucht.
9.1.2 Koelteterugwinning
Koelterugwinning is een automatische functie die ertoe bijdraagt
dat het aggregaat bij behoefte aan koelen en een hoge bui-
tentemperatuur rekening houdt met de relatieve "koelte" die
binnenshuis kan heersen. De warmte-uitwisselaar draait op max.
toerental en wint op die manier de relatieve koelte of de afge-
koelde lucht in de uitlaatlucht terug.
Voorwaarden voor activering van de functie zijn behoefte aan
koelen en een buitentemperatuur die 1 °C hoger is dan de uit-
laatlucht. De functie stopt als de behoefte aan koelen niet langer
bestaat of de buitentemperatuur gelijk wordt aan de uitlaatlucht.
In de handterminal verschijnt de tekst KOELTETERUGWINNING.
9.1.3 Nulpunt kalibreren
De druksensor van het aggregaat wordt automatisch gekali-
breerd. Het kalibreren gebeurt 3 minuten nadat het aggregaat
is gestopt. In de handterminal verschijnt de tekst NULPUNT
KALIBREREN. De ventilatoren kunnen tijdens het kalibreren niet
worden gestart.
9.1.4 Bevriezingsbeveiliging warmtebatterij, water
De bevriezingsbeveiliging is altijd geactiveerd als de aangesloten
warmtebatterij met water door Swegon is geleverd.
De functie activeert het warm houden van de batterij op 13 °C
(in bedrijf) en op 25 °C (gestopt aggregaat). Als de temperatuur-
sensor een temperatuur onder 7 °C registreert, wordt een alarm
42
www.swegon.com
gegeven.
9.1.5 Nakoelen warmtebatterij, elektriciteit
Als de warmtebatterij, elektriciteit in bedrijf is geweest, wordt de
batterij ca. 3 minuten op min. stroom nagekoeld als om Stop is
gevraagd.
In de handterminal verschijnt de tekst NAKOELEN.
9.1.6 Uitgangsvermogen van elektrische luchtver-
warming beperken
Om te voorkomen dat de elektrische verwarmingselementen bij
vol verwarmingsvermogen oververhit raken, is een luchtsnelheid
van minimaal 1,5 m/s nodig.
Als de snelheid van de aanvoerlucht naar de luchtbehandelings-
unit lager wordt dan 1,5 m/s over het warmtewiel, wordt het
verwarmingsvermogen van de luchtverwarming automatisch
verlaagd.
In het display van de handterminal verschijnt de melding VER-
LAAGD VERMOGEN.
9.1.7 Na-activering warmtewisselaar
Bij een stop van de warmtewisselaar blijft de draaiende warmte-
wisselaar ca. 1 minuut doordraaien.
Het duurt enige tijd voor de ventilatoren helemaal stilstaan nadat
een stop is gevraagd en op deze manier wordt afkoelen van de
inlaatlucht voorkomen.
9.1.8 Voor densiteit gecorrigeerde luchtstroom
Lucht heeft bij verschillende temperaturen een andere dichtheid.
Dat betekent dat een specifieke hoeveelheid lucht verandert bij
een bepaalde dichtheid. GOLD corrigeert dit automatisch, zodat
altijd de juiste luchthoeveelheid wordt verkregen.
De regeling toont altijd de correcte luchtstroom.
9.1.9 Doorblaasfunctie
Het doorblazen is een automatische functie die voorkomt
dat de draaiende warmtewisselaar langere tijd in dezelfde
stand stilstaat als er geen behoefte aan verwarmen is.
Het doorblazen wordt geactiveerd als het aggregaat in bedrijf
is, zonder dat de warmtewisselaar draait. De warmtewisselaar
draait elke 10 minuten gedurende 10 seconden om door te
worden geblazen.
9.1.10 Carry-over Control
Bij lage luchtstromen wordt het toerental van de draai-
ende warmtewisselaar verlaagd tot een geschikt niveau
voor het correct schoonblazen van de warmtewissel.
9.1.11 Berekening efficiëntie, draaiende warm-
tewisselaar
De efficiëntie wordt berekend en getoond (0–100%).
9.1.12 Pompregeling, batterijwisselaar
De pomp naar de buiskoppeling wordt gestart als
behoefte is aan warmteterugwinning.
Als er meer dan 24 uur geen behoefte is aan warmtete-
rugwinning, wordt de pomp een keer per etmaal bewo-
gen.
NL.GOLDSK.090201
Wijzigingen voorbehouden.