3
INBEDRIJFSTELLING
3.1 Algemeen
Werkvolgorde bij inbedrijfstelling:
1. Controleer of er zich geen vreemde voorwerpen in het aggre-
gaat, het kanaalsysteem of in andere onderdelen bevinden.
2. Controleer of de warmtewielen (alleen GOLD RX) makkelijk
roteren. Op type 50-80 moet het warmtewiel enigszins naar
het filter worden gehoekt, zie het onderstaande diagram.
Als de hoek moet worden afgesteld, zie de speciale instructies
voor hoekafstelling, warmtewielen
≈ 0,5xL
GOLD RX, typen 50-80: De afbeelding toont de door de
fabrikant ingestelde neigingshoek van de rotor in een unit met
ventilatoropstelling 1.
De neiging moet altijd naar het filter toe gericht zijn. Dat
betekent dat de neiging van ventilatoropstelling 2 in de andere
richting is.
3. Draai de veiligheidsschakelaar in de stand AAN (I).
4. Kies de gewenste taal, als dat nog niet is gedaan. Zie 5.2 of
13.1.
5. Het aggregaat is af fabriek klaar voor gebruik ingesteld. Zie
19.2 Protocol inbedrijfstelling.
Vaak moeten de fabrieksinstellingen echter worden aange-
past aan de betreffende installatie.
Programmeer de schakelklok, bedrijfsinstellingen, tempera-
turen, luchtstromen en functies, als beschreven in de hoofd-
stukken 4–15.
Kies of de stroomeenheid in l/s, m
STALLATIENIVEAU in het menu HANDTERMINAL).
Vul het protocol inbedrijfstelling in en bewaar dit in de docu-
mentatiemap van het aggregaat.
6. Activeer naar behoefte handmatig of automatisch bedrijf
(HOOFDMENU) of zet het toerental van de ventilator vast
(menu LUCHTINSTELLING). Stel kanaalsysteem en luchteenhe-
den af volgens 3.2.
7. Controleer de drukbalans van het aggregaat en stel deze af,
indien nodig. Zie 3.3.
8. Sluit af met het kalibreren van het filter, zie 6.4.2.
10
www.swegon.com
.
≈ 0,5xL
L
L
/s of m
/u moet zijn (IN-
3
3
NL.GOLDSK.090201
Wijzigingen voorbehouden.