8.6 Warmte
8.6.1 Warmtewisselaar
8.6.1.1 Ontdooien, draaiende warmtewisselaar
In milieus waar vocht in de uitlaatlucht kan voorko-
men, kan de functie ontdooien worden geactiveerd
om de warmtewisselaar te beschermen.De functie
controleert continu of de warmtewisselaar niet
vastloopt door vastvriezend condenswater in de
wisselaar.
Voor deze functie is een aparte druksensor nodig, die
is ingesteld op WW ontdooien en is aangesloten op de
ingangen van de regeleenheid voor externe BUS-commu-
nicatie, alsook op de drukmeetnippels van het aggregaat.
Zie aparte installatieaanwijzing voor Druksensor TBLZ-1-
23-aa.
Om een referentiedrukval voor de controle te krijgen,
moet de drukval over de rotor worden gekalibreerd. Zie
6.4.3 FILTER/KALIBREREN WW.
Als de functie is geactiveerd, wordt continu de drukval
over de wisselaar gemeten en wordt de waarde vergele-
ken met de kalibratiewaarde. Als de drukval hoger is dan
de ingestelde grenswaarde, wordt een ontdooisequentie
gedaan, waarbij het toerental van de rotor tot ca. 0,5 tpm
wordt verlaagd, zodat de warme uitlaatlucht eventuele
ijsafzetting kan ontdooien.
Het ontdooien wordt gestopt als de drukval is gedaald
tot de halve grenswaarde. Het ontdooien duurt max. 30
minuten. Als de drukval niet binnen zes keer de max. tijd is
gedaald, wordt een alarm geactiveerd.
Let op dat de temperatuureffectiviteit van de warmtewis-
selaar afneemt bij het ontdooien, wat dus ook geldt voor
de inlaatluchttemperatuur na de warmtewisselaar.
Instellingen:
Waarde
Ontdooien
8.6.1.2 Regeling afvoerlucht, warmtewiel
De regelfunctie voor de afvoerlucht kan worden
gebruikt als de temperatuur van de afvoerlucht niet
onder een vooraf bepaald niveau mag komen.
Deze regeling bepaalt de snelheid van de rotor van het
warmtewiel (efficiëntie) om de temperatuur van de afvoer-
lucht op het gewenste niveau te houden. Deze regeling
verlaagt de snelheid van die rotor tot de temperatuur van
de afvoerlucht op het gewenste minimumniveau is.
Voor deze temperatuurregeling van de afvoerlucht moet
een afzonderlijke temperatuursensor (TBLZ-1-58-aa;
accessoire) worden gemonteerd in het kanaal voor de
afvoerlucht.
Zie de speciale instructies voor de installatie van de TBLZ-1-
-58-aa interne temperatuursensor.
34
www.swegon.com
Instel-
Fabrieks-
gebied
instelling
Niet actief/actief Niet actief
INSTALLATIE
FUNCTIES
*FUNCTIES*
TEMPERATUUR
STROOM/DRUCK
FILTER
BEDRIJF
WARMTE
KOELEN
VOCHT
ReCO
2
IQnomic Plus
ALL YEAR COMFORT
CONTROL Optimize
Principe voor ontdooien met separate druksensor.
Instellingen:
Waarde
Regeling afvoerlucht
Minimum temperatuur
afvoerlucht
NL.GOLDSK.090201
*WARMTE*
WARMTEWISSELAAR
NAWARMTE
HEATING BOOST
UITLAAT-
LUCHT
Instel-
Fabrieks-
gebied
instelling
Inactief/Actief Inactief
-10 – + 20.0 °C 5,0 °C
Wijzigingen voorbehouden.