3.2 Kanaalsysteem en luchteenheden afstellen
Om onnodig energieverbruik van de ventilatoren te voor-
komen, is het van belang de drukval in het systeem zo
laag mogelijk te houden. Het is ook van belang dat de
kanalen en luchteenheden uit comfortoogpunt correct zijn
afgesteld.
Volg bij het afstellen van GOLD-eenheden en -kanalen het
proportionaliteitsbeginsel.
Dit betekent dat de verhouding tussen de luchtstromen in
de aftakkingen constant blijft, zelfs als de luchtstroom in
de stamkanalen wordt gewijzigd. Voor de luchteenheden
in de installatie geldt dezelfde verhouding.
Bij het instellen van de kanalen kan het toerental van de
ventilatoren van het aggregaat vast worden gezet op een
zekere ingestelde stroom, zie 6.5.
3.2.1 Afstelvolgorde
De afstelvolgorde van het systeem is als volgt:
1. Afstellen van de luchteenheid in elke aftakking.
2. Afstellen van de aftakkingen.
3. Afstellen van de stamkanalen.
3.2.2 Werkwijze
1. Open alle eenheden en kleppen volledig.
2. Bereken het quotiënt tussen de gemeten en de
geplande stroom voor alle luchteenheden, aftakkingen
en stamkanalen. De luchteenheid in elke aftakking met
het laagste quotiënt moet volledig open zijn en is de
INDEXEENHEID. Datzelfde geldt voor de aftakkingklep
en stamkanaalklep.
Na het afstellen moet een luchteenheid in elke aftakking,
een aftakkingklep en een stamkanaalklep zijn geopend.
Afstelvoorbeelden
– Begin met het afstellen van aftakking B, omdat
deze het hoogste quotiënt heeft.
– De laatste luchteenheid, B3, heeft het laagste
quotiënt en moet volledig open zijn.
Stel de overige luchteenheden, B1 en B2, zo
af dat het quotiënt ervan gelijk is aan die van
luchteenheid B3 (zie punt 5 hierboven).
– Stel vervolgens de luchteenheid in aftakking C af.
Luchteenheid C4 moet volledig open zijn, de rest
wordt gesmoord tot hetzelfde quotiënt.
– Stel vervolgens de luchteenheid in aftakking A
af. Hier is luchteenheid A3 de indexeenheid, wat
betekent dat eerst luchteenheid A4 (referentie-
eenheid) wordt gesmoord tot het quotiënt van
eenheid A3. Hierna worden alle overige eenheden
gesmoord tot het quotiënt van luchteenheid A4.
– Smoor aftakkingklep B tot hetzelfde quotiënt
als aftakkingklep A, smoor aftakkingklep C tot
hetzelfde quotiënt als aftakkingklep A.
Controleer of alle kleppen hetzelfde quotiënt hebben.
Na afloop van het instellen moeten 3 luchteenheden
en een aftakkingklep volledig open zijn om de druk
in het systeem zo laag mogelijk te houden.
Wijzigingen voorbehouden.
3. Begin met het afstellen van het stamkanaal met het
hoogste quotiënt en de aftakking in de stam met het
hoogste quotiënt. De reden dat hier wordt begonnen,
is dat de lucht vooruit wordt gedrukt naar de delen in
het systeem met de minste lucht.
4. Stel de laatste luchteenheid in de aftakking zo af, dat
deze hetzelfde quotiënt heeft als de indexeenheid.
Deze luchteenheid is de REFERENTIE-EENHEID. Vaak
heeft de laatste luchteenheid in de aftakking de laagste
quotiënt en wordt deze de ventilator die open moet
staan. In dat geval zijn de indexeenheid en referentie-
eenheid een en dezelfde ventilator.
5. Smoor de overige luchteenheden in de aftakking tot
hetzelfde quotiënt als de referentie-eenheid.
Let op! Het quotiënt in de referentie-eenheid zal wijzi-
gen voor elke gesmoorde luchteenheid, zodat het quo-
tiënt in de referentie-eenheid in de praktijk wat hoger
kan worden ingesteld. De referentie-eenheid moet
tussen elke gesmoorde luchteenheid weer worden
gemeten.
6. Begin in de aftakking met het op een na hoogste quo-
tiënt, stel daar de luchteenheid af en ga zo verder.
Let op! Alle aftakkingkleppen moeten volledig open
zijn tot alle luchteenheden zijn afgesteld.
7. Smoor de aftakkingklep met het hoogste quotiënt tot
deze hetzelfde quotiënt heeft als de aftakking met het
laagste quotiënt.
Let op! Denk eraan dat de indexeenheid het quotiënt
aanpast, ga te werk als beschreven onder punt 5.
8. Als alle aftakkingen zijn afgesteld, worden de kleppen
in het stamkanaal op dezelfde manier gesmoord.
Zie ook Afstelvoorbeelden hieronder.
NL.GOLDSK.090201
q
= geplande stroom (l/s)
p
q
= gemeten stroom (l/s)
m
q
m
K (Quotiënt) =
q
p
www.swegon.com
11