4. Installatie en ingebruikname
WAARSCHUWING!
Koppel de installatie los van de netvoeding en
vergrendel de bedieningselementen voordat met
werkzaamheden aan de motor of aangesloten
apparatuur wordt begonnen.
4.1 Algemeen
Controleer zorgvuldig alle waarden op het typeplaatje om
er zeker van te zijn dat de motorbescherming en aansluiting
correct worden uitgevoerd.
Breng bij ingebruikname van een nieuwe motor, of nadat
de motor meer dan 6 maanden opgeslagen is geweest, de
gespecificeerde hoeveelheid smeervet aan.
Zie paragraaf "7.2.2 Motoren met smeerbare lagers" voor
meer details.
Wanneer de motor verticaal is gemonteerd en de as
naar beneden wijst, moet de motor zijn voorzien van
afscherming die moet voorkomen dat vallende objecten en
vloeistoffen in de ventilatieopeningen kunnen vallen. Dit kan
ook door middel van een losse afdekking die niet aan de
motor is bevestigd. In dit geval dient de motor te worden
voorzien van een waarschuwingssticker.
4.2 Motoren met andere dan
groefkogellagers
Verwijder zo nodig de transportvergrendeling. Draai de
drijfas van de motor zo mogelijk met de hand om te
controleren of deze vrij kan draaien.
Motoren voorzien van cilindrische rollagers:
De motor laten draaien zonder radiale kracht op de as kan
het rollager beschadigen als gevolg van "slippen",
Motoren voorzien van hoekcontactkogellager:
De motor laten draaien zonder axiale kracht in de juiste
richting ten opzichte van de as kan leiden tot schade aan
het hoekcontactlager.
WAARSCHUWING!
Voor motoren met hoekcontactlagers mag de
askracht op geen enkele manier van richting veran-
deren.
Het lagertype staat vermeld op het typeplaatje.
Laagspanningsmotoren handleiding, 3GZF500730-85 Rev G 07-2016 | ABB-motoren en generatoren
4.3 Controle van de isolatie-
weerstand
Meet de isolatieweerstand (IR) voorafgaand aan
ingebruikname, na lange perioden van stilstand of opslag
waarbij verwacht kan worden dat de wikkelingen vochtig
zijn. De IR dient rechtstreeks op de motorpolen gemeten te
worden, waarbij de voedingskabels losgekoppeld moeten
zijn, zodat deze het resultaat niet kunnen beïnvloeden.
De isolatieweerstand dient gebruikt te worden als een
trendindicator voor het vaststellen van veranderingen in
het isolatiesysteem. In nieuwe machines is de IR over het
algemeen enkele duizenden MOhm en het op deze manier
bewaken van verandering in de IR is belangrijk om op de
hoogte te zijn van de toestand van het isolatiesysteem.
Gewoonlijk mag de IR niet minder dan 10 MΩ zijn en deze
mag in geen geval onder de 1 MΩ zakken (gemeten met
500 or 1000 V gelijkstroom en gecorrigeerd naar 25 °C).
De isolatieweerstand wordt gehalveerd voor iedere stijging
van de temperatuur met 20°C.
Afbeelding 1 in hoofdstuk 11 kan worden gebruikt voor de
isolatiecorrectie tot de gewenste temperatuur.
WAARSCHUWING!
Om het risico van elektrische schokken te
voorkomen, moet het motorframe onmiddellijk
worden geaard en moeten de wikkelingen tegen het
frame worden ontladen na elke meting.
Indien de referentiewaarde van de isolatieweerstand niet
bereikt wordt, is de wikkeling te vochtig en moet deze in
een oven gedroogd worden. De oventemperatuur dient
gedurende 12-16 uur 90°C te bedragen, gevolgd door
105°C gedurende 6-8 uur.
De pluggen van de condensgaten, indien aanwezig, dienen
te worden verwijderd en de sluitkleppen dienen tijdens het
opwarmen geopend te zijn. Zorg dat na het verwarmen
de pluggen worden teruggeplaatst. Ook als aftappluggen
gemonteerd zijn, adviseren wij de einddeksels evenals de
deksels van de aansluitdozen voorafgaand aan het drogen
te verwijderen.
Wikkelingen die doordrenkt zijn met zeewater zullen
opnieuw moeten worden gewikkeld.
4.4 Fundering
De eindgebruiker draagt de volledige verantwoordelijkheid
voor de voorbereiding van de fundering.
Metalen funderingen dienen te worden geverfd ter
voorkoming van corrosie.
De fundering dient vlak en voldoende stijf te zijn om
vrijkomende krachten te kunnen opvangen bij eventuele
kortsluiting.
7