Overige startmethoden en zware omgevingscondities
bij starten:
In gevallen waarin andere startmethoden, bijvoorbeeld
converter of softstarter, worden gebruikt in de bedrijfstype
S1 en S2, wordt er vanuit gegaan dat het apparaat is
"afgesloten van het elektrische systeem wanneer de
elektrische machine loopt", zoals in de norm IEC 60079- 0
en thermische beveiliging is optioneel.
4.9.2 Randapparatuur aansluiten
Als een motor is voorzien van thermistoren of andere
RTD's (Pt100, thermisch relais, enz.) en randapparatuur,
adviseren wij die op de juiste manier aan te sluiten. Voor
bepaalde toepassingen is het gebruik van thermische
beveiliging verplicht. Nadere gegevens hierover vindt u in
de documentatie van de motor. Aansluitschema's voor
het aansluiten van randapparatuur bevinden zich in de
klemmenkast.
De maximale meetspanning voor de thermistoren is 2,5 V.
De maximale meetstroom voor Pt100 is 5 mA. Gebruik van
hogere meetspanning of -stroom kan onjuiste uitlezingen of
schade aan de temperatuursensor veroorzaken.
De isolatie van thermische sensoren voldoet aan de
vereisten van basisisolatie.
4.10 Aansluitklemmen
en draairichting
Vanuit de aandrijfzijde van de motor gezien is de
draairichting rechts, indien de fasen in volgorde L1, L2, L3
worden aangesloten, zoals in afbeelding 3 getoond wordt.
Om de draairichting te veranderen dient u twee willekeurige
fasen te verwisselen.
Als de motor is uitgerust met een eenrichtingsventilator
dient u ervoor te zorgen dat die in de richting van de
pijlmarkering op de motor draait.
10
ABB-motoren en generatoren | Handleiding voor laagspanningsmotoren, 3GZF500730-85 Rev G 07-2016