8. ALARMMODUS (UITSLUITEND VOOR DE C.A 8333)
De Alarm modus
detecteert het overschrijden van de drempelwaarden bij ieder van de volgende parameters:
Hz, Urms, Vrms, Arms, Ucf, Vcf, Acf, Uthdf, Vthdf, Athdf, Uthdr, Vthdr, Athdr, |P|, |Q
FK, Vunb, Uunb (voor een driefasenbron zonder nulleider) Aunb, U-h, V-h, A-h en |S-h| (zie de afkortingentabel in § 2.9).
De alarmdrempelwaarden:
moeten geprogrammeerd zijn in het scherm Configuratie/alarmmodus (zie § 4.10).
moeten actief zijn (gemarkeerd door een rood punt op ditzelfde scherm).
LDe in het geheugen opgeslagen alarmen kunnen vervolgens doorgestuurd worden naar de PC via de PAT2-applicatie (zie § 13).
Meer dan 4000 alarmkopieën zijn mogelijk.
Toegang tot de configuratie van de
alarmmodus (zie § 8.1).
De iconen
en
hebben de volgende functies:
: Valideren van de programmering van een campagne en opstarten van de alarmcampagne.
: Opzettelijke stopzetting van de alarmcampagne.
8.1. CONFIGURATIE VAN DE ALARMMODUS
Het submenu
geeft de lijst met geconfigureerde alarmen weer (zie § 4.10). Met deze snelkoppelingstoets kunt u de configuratie
van de alarmen bepalen of wijzigen.
Druk om terug te keren naar het scherm Programmering van een campagne op
8.2. PROGRAMMERING VAN EEN ALARMCAMPAGNE
Het submenu
bepaalt de kenmerken van de begin- en eindtijd van een alarmcampagne (zie figuur 73).
Voer voor het programmeren van een alarmcampagne de begindatum en -tijd, de einddatum en -tijd en de naam van de campagne in.
Verplaats voor het wijzigen van data de gele cursor hierop met behulp van de toetsen en en valideer met de toets . Wijzig
de waarde met behulp van de toetsen ,, en , en valideer vervolgens opnieuw.
De naam kan max. 8 tekens bevatten. Meerdere campagnes kunnen dezelfde naam dragen. De beschikbare alfanumerieke tekens
zijn de hoofdletters A t/m Z en de cijfers 0 t/m 9. De laatste 5 gegeven namen (in transiënt-, trend- en alarmmodus) worden in het
geheugen bewaard. Tijdens het invoeren van een naam kan deze automatisch aangevuld worden.
Opmerkingen: De tijdsaanduiding van de aanvang moet voor de huidige tijdsaanduiding liggen.
De tijdsaanduiding van het einde moet voor de tijdsaanduiding van de aanvang liggen.
Het een alarmcampagne kan niet geprogrammeerd worden als men bezig is oproepstroom te vergaren.
Lanceer na het voltooien van de programmering de campagne door te drukken op de toets
knippert om aan te geven dat de campagne opgestart is. De toets
kan worden voordat deze voltooid is. De lopende (niet voltooide) alarmen worden geregistreerd in de campagne als hun tijdsduur
minstens even lang is als hun geprogrammeerde minimale tijdsduur.
Figuur 73 : Het scherm van de alarmmodus
51
| ou N, D, S, |PF|, |cos F|, |tan F|, PST, FHL,
1
Lijst met alarmcampagnes (zie §
8.3).
Programmering van een
alarmcampagne (zie § 8.2).
.
. De icoon
vervangt de toets
en zorgt dat de campagne gestopt
van de statusbalk