6.2.3.3. Specificaties in DC
Hoeveelheid
Spanning (V)
Stroom (I) m.u.v. stroomsensor *
Vermogen (P)
kW
Energie (Ep)
kWh
■ Inom is de waarde van de gemeten stroom voor een uitgang van de stroomsensor van 1V. Zie Tabel 23 voor de nominale
stroomwaarden
■ Pnom is het vermogen voor V = 1.000V, I = Inom
■ *: De intrinsieke onzekerheid voor de stroomingangen (I) wordt gespecificeerd voor een ingang in geïsoleerde spanning van 1
V nominaal en komt overeen met Inom. Hieraan moet de intrinsieke onzekerheid van de stroomsensor toegevoegd worden die
gebruikt is om de totale onzekerheid van de meetketen te kennen. Voor de stroomsensoren AmpFLEX
Tabel 24 gegeven intrinsieke onzekerheid gebruikt worden.
■ De intrinsieke onzekerheid voor de nulleiderstroom is de maximale intrinsieke onzekerheid op I1, I2 en I3.
■ **: Waarde ter indicatie van het maximum van de intrinsieke onzekerheid. Deze kan hoger zijn, in het bijzonder met EMC-
invloeden.
6.2.3.4. Fasevolgorde
Om een goede fasevolgorde vast te stellen, moet men een goede fasevolgorde van de stroom, een goede fasevolgorde van de
spanning en een goede faseverschuiving spanning stroom hebben en moet men Bron of Last geselecteerd hebben.
Voorwaarden voor het vaststellen van een goede fasevolgorde bij stroom
Netwerktype
Eenfase met 2 draden
Eenfase met 3 draden
Driefasen met 3 draden ∆ (2 stroomsensoren)
Driefasen met 3 draden ∆ open (2 stroomsensoren)
Driefasen met 3 draden Y (2 stroomsensoren)
Driefasen met 3 draden ∆ (3 stroomsensoren)
Driefasen met 3 draden ∆ open (3 stroomsensoren)
Driefasen met 3 draden Y (3 stroomsensoren)
Driefasen met 3 draden ∆ in evenwicht
Driefasen met 4 draden Y
Driefasen met 4 draden Y in evenwicht
Driefasen met 4 draden Y 2½
Driefasen met 4 draden ∆
Driefasen met 4 draden ∆ open
DC 2 draden
DC 3 draden
DC 4 draden
Meetgebied
V = [10V; 1000V]
I = [5% Inom; 120% Inom]
V = [100V; 1000V]
I = [5% Inom; 120% Inom]
V = [100V; 1000V]
I = [5% Inom; 120% Inom]
Tabel 9
Fasevolgorde
Afkorting
spanning
1P-2W
Nee
1P-3W
Ja
3P-3W∆2
3P-3W02
Ja
3P-3WY2
3P-3W∆3
3P-3W03
Ja
3P-3WY3
3P-3W∆B
Nee
3P-4WY
Ja
3P-4WYB
Ne
3P-4WY2
Ja
3P-4W∆
Ja
3P-4WO
DC-2W
Nee
DC-3W
Nee
DC-4W
Nee
Tabel 10
56
Typische intrinsieke onzekerheid **
±0,2% R ±0,5V
±1% R ±0,3% Inom
±1% R ±0,3% Pnom
±1,5% R
en MiniFlex moet de in
®
Opmerkingen
φ (I2, I1) = 180° +/-30°
φ (I1, I3) = 120° +/-30°
Geen stroomsensor op I2
[φ (I1, I3), φ (I3, I2), φ (I2, I1)] = 120° +/-30°
[φ (I1, I3), φ (I3, I2), φ (I2, I1)] = 120° +/-30°
[φ (I1, I3), φ (I3, I2), φ (I2, I1)] = 120° +/-30°
[φ (I1, I3), φ (I3, I2), φ (I2, I1)] = 120° +/-30°