5
B
ESCHRIJVING VAN DE BESTUURDERSPLAATS
Dit gedeelte beschrijft de verschillende bedieningsorganen die nodig zijn voor het functioneren
van de machine. Om in alle veiligheid en comfort te kunnen werken, moet u deze organen perfect
kunnen hanteren en gebruiken.
5.1 Controlescherm
•
Als de startsleutel in de stand "ON" staat, gaan de controlelampjes branden en weerklinkt het
alarm.
•
Alle controlelampjes gaan na het starten van de motor uit. Als er tijdens het starten een pro-
bleem optreedt, gaat er een controlelampje branden en gaat het alarm af.
Leg de machine onmiddellijk stil wanneer tijdens de werking een controlelampje gaat bran-
den en het alarm afgaat; lokaliseer het probleem en voer de nodige reparaties uit.
Voor de geavanceerde functionaliteiten van het controlescherm:
7 Interfaces van de LCD-monitor, pagina 93
5.1.1 Alarmlichtje
Waarschuwings-
lampje
Hogere versnelling
14
WAARSCHUWING
1 = Alarmlichtje
2 = Klok
3 = Urenteller
4 = Dieselpeilstok
5 = Temperatuuraanwijzer van de
koelvloeistof
6 = Verandering van menu
7 = Aanduiding van de functies
8 = Toetsen F1 t/m F4
Alarmlampje
Temperatuurmeter
hydraulische olie
www.duma-rent.com
Informatielampje
Accuoplaadverklik-
ker
Alarmindicator voor
de motoroliedruk