6.
inbedrijfstelling en laatste
besturingscontroles
Zodra de installatie compleet is, moeten de basisfuncties
van de werking worden gecontroleerd. Zodra dit gedaan
is, moeten alle parameters en de apparatuur van de unit
worden geprogrammeerd in overeenstemming met de
operationele vereisten van de klant.
N.B. het kanaalsysteem van een unit moet vóór de
inbedrijfstelling worden ingeregeld.
N.B. Bij airlinq BMs-systemen kunnen algemene
instellingen voor het hele systeem of hele groepen
worden ingesteld. instellingen die specifiek zijn voor
units, moeten echter voor elke afzonderlijke unit
worden ingesteld met de airlinq service tool.
N.B. Bij de opstart van de Dcwsi 1000 unit moeten
omgevingslawaai en vibraties tot een minimum
beperkt worden ( bv. het gebruik van drilboren of
hamers in de ruimte of in de aangrenzende ruimtes
is te vermijden). omgevingslawaai kan de kalibratie
van het actieve sPr technologie systeem verstoren.
Bij Airlinq Viva en Airlinq Orbit:
• Sluit de unit en de koelmodule als deze open staan.
• Informeer bij de klant naar de gewenste werking
van de unit.
• Schakel de voeding van de unit in.
Alleen met Airlinq Viva:
• Sluit een pc met daarop het programma Airlinq
User Tool aan op de mini-B USB-poort onder op
het bedieningspaneel.
• Start de Airlinq User Tool.
• 'Wizard Opstarten' wordt automatisch gestart.
'Wizard Opstarten' kan ook in het programma worden
gestart via de menu-optie 'Instellingen - Wizard
Opstarten' . Zie ook pagina 20 van de gebruikers-
handleiding die bij de unit is geleverd. De Wizard
Opstarten moet helemaal worden doorlopen en
worden afgesloten met de start van de unit.
Alleen met Airlinq Orbit:
• De 'Wizard Opstarten' van het bedieningspaneel
wordt automatisch tijdens de eerste inbedrijfstel-
ling gestart. De wizard kan ook handmatig worden
gestart via 'Instellingen - Wizard Opstarten' in het
bedieningsmenu. Zie ook pagina 20 van de gebrui-
kershandleiding die bij de unit is geleverd. De Wizard
Opstarten moet helemaal worden doorlopen en
worden afgesloten met de start van de unit.
Met Airlinq Viva en Airlinq Orbit:
• Controleer of de afzuiging en inlaat werken.
• Aanvullende instellingen moeten op een pc met het
programma Airlinq Service Tool worden geconfigu-
reerd. Stel alle benodigde data overeenkomstig de
"Gebruikershandleiding" en de instructies van het
programma in.
Alle DCWi 500, 800 +, 900, 1000, 1200 en DCWSi 1000 met
AQC-P (grijze besturingskast):
• Sluit een pc met daarop het programma Airlinq
Service Tool aan op de mini-B USB-poort onder
op het bedieningspaneel en start het programma.
• Druk op 'Connect' .
• Selecteer bij ' A ddress Mode' - 'Device Address' de
communicatie-id van de unit, bijvoorbeeld '0' voor
'ID0' of '1' voor 'ID1' .
• Kalibreer de filters via 'Settings' - 'Process Settings'
- 'Filter' - 'Settings' .
• Selecteer de parameter 'Run Filter Calibration' en
druk op 'Enter' op het toetsenbord. Het venster 'Set
new Value' wordt geopend.
• Stel 'Yes' in en druk op 'Enter' op het toetsenbord.
Het venster 'Set new Value' wordt gesloten.
N.B. het kalibreren van filters moet voor elke unit in
een airlinq BMs-systeem worden uitgevoerd.
Als de filters niet tijdens de inbedrijfstelling worden
gekalibreerd, gebeurt dit automatisch na 25 bedrijfsuren.
21