Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Externe Stop; Externe Start; Boost - Itho Daalderop DCWi 150 Installatiehandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor DCWi 150:
Inhoudsopgave

Advertenties

4.2.6. externe stop

De functie 'External Emergency Stop' kan de werking van
de unit in bijvoorbeeld een noodsituatie onafhankelijk van
andere startsignalen onderbreken.
De unit wordt voorzien van een eigen laagspanningsig-
naal, bijvoorbeeld door middel van een rookmelder via
een sluitcontact, zolang de unit in bedrijf is. De unit wordt
gestart met behulp van de geprogrammeerde startsignalen.
Als het signaal van de functie wordt onderbroken (het
contact wordt geopend), dan wordt de unit ongeacht de
bedrijfsstatus stopgezet.
DcWi 150 K, DcWi 150, 300, 500 en 800 + met AQc-L
(zwarte besturingskast)
J17-4
J17-5 / 7 / 11
Wanneer de unit in bedrijf moet zijn, wordt een 13,5 VDC-
signaal bijvoorbeeld door middel van een rookmelder via
een sluitcontact (1) van klem J17-4 met klem J17-5 (AI#1),
J17-7 (AI#2) of J17-11 (AI#3) verbonden.
Ingang AI#1, AI#2 of AI#3 moet op een pc met het pro-
gramma Airlinq Service Tool worden ingesteld op 'External
Emergency Stop' .
DcWi 500, 800 +, 900, 1000 en 1200 enDcWsi 1000
met AQc-P (grijze besturingskast)
J1-8
J1-5 / 6 / 7
Een 12 VDC-signaal wordt bijvoorbeeld door middel van een
rookmelder via een sluitcontact (1) van klem J1-8 met klem
J1-5 (DI#3), J1-6 (DI#2) of J1-7 (DI#1) verbonden.
Ingang DI#3, DI#2 of DI#1 moet op een pc met het pro-
gramma Airlinq Service Tool worden ingesteld op 'External
Emergency Stop' .

4.2.7. externe start

De unit wordt voorzien van een eigen laagspanningsignaal,
bijvoorbeeld door middel van een extern contact (bijvoor-
beeld een schakelaar of hygrostaat). De unit wordt gestart
wanneer het contact wordt gesloten. Als het signaal wordt
onderbroken, wordt de unit stopgezet.
Verbindingen worden gemaakt in overeenstemming
met de elektrische aasluitingen in 'Bijlage 1 Elektrische
aansluitingen' .
1
1

4.2.8. Boost

De Boost-functie kan worden gebruikt om de luchtstroming
tijdelijk te wijzigen. De functie wordt met vaste stuurspan-
ningen voor zowel de toevoer- als de afvoerventilator en
eventueel met een nadraaitijd geprogrammeerd. Ook kan
een onbalans worden geprogrammeerd.
De unit wordt voorzien van een eigen laagspanningsignaal
via een extern contact (bijv. een schakelaar) (1). De unit
stopt het normale programma en activeert de boost
functie als het contact is gesloten. Als het signaal wordt
onderbroken, wordt het vorige programma hervat. Indien
de unit is gestopt, zal activering van de boost functie de
unit opstarten.
DcWi 150 K, DcWi 150, 300, 500 en 800 + met AQc-L
(zwarte besturingskast)
J17-4
J17-5 / 7 / 11
Wanneer de unit in bedrijf moet zijn, wordt een 13,5 VDC-
signaal bijvoorbeeld door middel van een rookmelder via
een sluitcontact (2) van klem J17-4 met klem J17-5 (AI#1),
J17-7 (AI#2) of J17-11 (AI#3) verbonden.
Ingang AI#1, AI#2 of AI#3 moet op een pc met het pro-
gramma Airlinq Service Tool worden ingesteld op 'Boost'en
de stuursignalen (motorvoltages) en eventueel een
nadraaitijd op het gewenste niveau.
DcWi 500, 800 +, 900, 1000 en 1200 en DcWsi 1000
met AQc-P (grijze besturingskast)
J1-8
J1-5 / 6 / 7
Wanneer de unit in bedrijf moet zijn, wordt een 12 VDC-
signaal bijvoorbeeld door middel van een rookmelder via
een sluitcontact (2) van klem J1-8 met klem J1-5 (DI#3),
J1-6 (DI#2) of J1-7 (DI#1) verbonden.
Ingang DI#1, DI#2 or DI#3 moet op een pc met het
programma Airlinq Service Tool worden ingesteld op
'Boost'en de stuursignalen (motorvoltages) en eventueel
een nadraaitijd op het gewenste niveau.
13
1
1

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave