4.
Plaats het beschermrooster tegen weer of re-
gen op het inbouwframe in de wanddoorvoer en
schroef het vast.
AANWIJZING
Ligt de wanddoorvoer boven het maaiveld,
dan dient het beschermrooster tegen weer-
sinvloeden te worden aangebracht.
Is de wanddoorvoer in een lichtschacht (on-
der het maaiveld) geplaatst, dan dient het be-
schermrooster tegen regen te worden aange-
bracht.
5.
De stappen 2 – 4 aan de luchtuitlaatzijde herha-
len.
6
Montage hydraulisch systeem
LET OP
Vermijd open verwarmingssystemen en/of verwar-
mingssystemen die niet zuurstofdiffusiedicht zijn.
Indien dit niet mogelijk is, moet een systeemschei-
ding worden geïnstalleerd.
Afhankelijk van de dimensionering van de warm-
tewisselaar en de extra benodigde circulatiepomp
verslechtert de systeemscheiding de energie-effici-
entie van het systeem.
LET OP
Vuil en afzettingen in het (bestaande) hydraulische
systeem kunnen leiden tot schade aan de warmte-
pomp.
► Zorg ervoor dat er een lucht/magnetische sli-
bvang in het verwarmingscircuit gemonteerd is.
► Zorg ervoor dat een vuilfilter met een zeefgroot-
te 0,7 mm zo dicht mogelijk bij de ingang verwar-
mingswater (retour) gemonteerd is.
► Spoel het hydraulische systeem voor de hydrauli-
sche aansluiting van de warmtepomp goed door.
16
LET OP
Doorspoelen van het hydraulische systeem alleen
in de stromingsrichting.
LET OP
Beschadiging van de koperen leidingen door ontoe-
8 x
laatbare belasting!
► Beveilig alle aansluitingen tegen verdraaiing.
De diameters en lengtes van de buizen van het ver-
warmingscircuit zijn voldoende gedimensioneerd.
De vrije opvoerhoogte van de circulatiepompen in
het verwarmingscircuit brengt ten minste de voor
dit apparaattype vereiste doorstroomhoeveel-
heids ( "Technische gegevens / leveringsom-
vang", pagina 25).
De hydraulische inrichting moet van een buffervat
voorzien worden, waarbij het vereiste volume af-
hankelijk is van het apparaattype.
"Technische gegevens / leveringsomvang", pagi-
na 25
De leidingen voor de verwarming zijn via een vast
punt aan de wand of het plafond bevestigd.
1.
Op het hoogste punt van het verwarmingscircuit
een ontluchter aanbrengen.
2.
Voorzie de verwarmingswateruitgang (aanvoer)
en verwarmingswaterinlaat (retour) aan warmte-
pompzijde van afsluiters.
Door de montage van de afsluiters kunnen de ver-
damper en de condensor van de warmtepomp in-
dien nodig worden doorgespoeld.
3.
De aansluiting aan de vaste leidingen van het ver-
warmingscircuit met behulp van flexibele koppe-
lingen uitvoeren. Deze moeten worden geïnstalle-
erd om overdracht van resonantie naar de leidin-
gen tegen te gaan.
AANWIJZING
Als er een bestaande installatie vervangen
wordt, mogen de oude flexibele koppelingen
niet opnieuw gebruikt worden.
De aansluitingen voor de verwarmingswateruitlaat
(aanvoer) en verwarmingswaterinlaat (retour) zijn over-
eenkomstig aan het apparaat gemarkeerd.
Positie van de aansluitingen: "Maatschetsen", pa-
gina 27
Technische wijzigingen voorbehouden | 83061600cNL | ait-deutschland GmbH