Onderhoud, diagnose en prob...
ingangsklem (digitale ingang, alleen PNP) en
klem 50. Selecteer de te gebruiken klem in
parameter 1-93 Thermistorbron.
WAARSCHUWING/ALARM 12, Koppelbegrenzing
Het koppel is hoger dan de waarde in
parameter 4-16 Koppelbegrenzing motormodus of
parameter 4-17 Koppelbegrenzing generatormodus.
Parameter 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr. kan worden
gebruikt om voor deze conditie een waarschuwing
gevolgd door een alarm in te stellen in plaats van enkel
een waarschuwing.
Problemen verhelpen
•
Als tijdens het aanlopen de motorkoppelbe-
grenzing wordt overschreden, moet u de
aanlooptijd verlengen.
•
Als tijdens het uitlopen de generatorkoppelbe-
grenzing wordt overschreden, moet u de
7
7
uitlooptijd verlengen.
•
Als tijdens bedrijf de koppelbegrenzing wordt
overschreden, moet u de koppelbegrenzing
verhogen. Verzeker u ervan dat het systeem veilig
kan werken bij een hoger koppel.
•
Controleer de toepassing om te bepalen of de
motor overmatig veel stroom trekt.
WAARSCHUWING/ALARM 13, Overstroom
De piekstroombegrenzing van de frequentieregelaar
(ongeveer 200% van de nominale stroom) is overschreden.
De waarschuwing houdt ongeveer 1,5 s aan, waarna de
frequentieregelaar wordt uitgeschakeld en een alarm
genereert. Deze fout kan worden veroorzaakt door een
schokbelasting of een snelle acceleratie bij belastingen met
een hoge massatraagheid. In geval van een snelle
acceleratie bij het aanlopen kan de fout ook optreden na
een kinetische backup.
Als uitgebreide mechanische rembesturing is geselecteerd,
kan een uitschakeling (trip) extern worden gereset.
Problemen verhelpen
•
Onderbreek de voeding en controleer of de
motoras kan worden gedraaid.
•
Controleer of het vermogen van de motor
overeenkomt met dat van de frequentieregelaar.
•
Controleer of de motorgegevens in de parameters
1-20 tot 1-25 correct zijn ingesteld.
ALARM 14, Aardfout
Er loopt een stroom van de uitgangsfase naar aarde,
namelijk door de kabel tussen de frequentieregelaar en de
motor dan wel in de motor zelf. De stroomtransductoren
detecteren de aardfout door de uitgangsstroom van de
frequentieregelaar en de ingangsstroom vanaf de motor
naar de frequentieregelaar te meten. De aardfout wordt
gegenereerd als het verschil tussen de 2 stromen te groot
is. De uitgangsstroom vanuit de frequentieregelaar moet
gelijk zijn aan de ingangsstroom.
26
®
VLT
AutomationDrive FC 301/302
ALARM 15, Incompatibele hardware
Een gemonteerde optie kan niet werken met de huidige
stuurkaarthardware of -software.
Noteer de waarde van onderstaande parameters en neem
contact op met Danfoss.
ALARM 16, Kortsluiting
Er is kortsluiting in de motor of de motorkabels.
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze
zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of
loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud van
de frequentieregelaar niet worden uitgevoerd door
gekwali ceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden.
Problemen verhelpen
•
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en hef de aardfout op.
•
Controleer op aardfouten in de motor door de
weerstand van de motorkabels en de motor naar
aarde te meten met behulp van een isolatiemeter
(megger).
•
Reset eventuele afzonderlijke o sets voor elk van
de 3 stroomtransductoren in de frequentiere-
gelaar. Voer een handmatige initialisatie of een
volledige AMA uit. Deze methode is vooral
relevant na het verwisselen van de voedingskaart.
•
Parameter 15-40 FC-type.
•
Parameter 15-41 Vermogensectie.
•
Parameter 15-42 Spanning.
•
Parameter 15-43 Softwareversie.
•
Parameter 15-45 Huidige typecodereeks.
•
Parameter 15-49 SW-id stuurkaart.
•
Parameter 15-50 SW-id voedingskaart.
•
Parameter 15-60 Optie gemonteerd.
•
Parameter 15-61 SW-versie optie (voor elke
optiesleuf ).
Problemen verhelpen
•
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en hef de kortsluiting op.
WAARSCHUWING
•
Onderbreek de voeding voordat u verdergaat.
MG33AT10