12. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Onjuiste reparatie van het apparaat kan
een gevaar voor de veiligheid van de
gebruiker vormen. Reparaties moeten
worden uitgevoerd door gekwalificeerd
personeel.
Het merendeel van de problemen die
ontstaan kunnen worden opgelost zonder
Probleem en alarmcode
Je kunt het apparaat niet inschake‐
len.
Het programma start niet.
Het apparaat wordt niet met water
gevuld.
Het display toont i10 of i11.
De machine pompt geen water weg.
Op het display verschijnt i20.
De overstromingsbeveiliging is inge‐
schakeld.
Op het display verschijnt i30.
Storing van de waterniveaudetectie‐
sensor.
Op het display verschijnt i41 - i44.
Storing van de waspomp of de af‐
voerpomp.
Het display toont i51 - i59 of i5A -
i5F.
De temperatuur van het water in het
apparaat is te hoog of er is een sto‐
ring in de temperatuursensor opge‐
treden.
Het display toont i61 of i69.
contact op te nemen met een erkend
servicecentrum.
Zie de onderstaande tabel voor informatie
over mogelijke problemen.
Bij sommige problemen toont het display een
alarmcode.
Mogelijke oorzaak en oplossing
•
Controleer of de stekker is aangesloten op het stopcontact.
•
Controleer of er geen beschadigde zekering in het zekeringenkastje is.
•
Controleer of de deur van het apparaat gesloten is.
•
Druk op de startknop.
•
Als de optie uitgestelde start is ingesteld, annuleert u de instelling of
wacht u totdat het aftellen voorbij is.
•
Het apparaat herlaadt de hars uit de waterontharder. De duur van de
procedure is ongeveer 5 minuten.
•
Controleer of de waterkraan geopend is.
•
Controleer of de druk van de watervoorziening niet te laag is. Neem
voor deze informatie contact op met je plaatselijke waterleidingbedrijf.
•
Controleer of de waterkraan niet verstopt is.
•
Controleer of het filter in de toevoerslang niet verstopt is.
•
Controleer of de toevoerslang geen knikken of bochten heeft.
•
Controleer of de gootsteenafvoer niet verstopt is.
•
Controleer of het binnenfiltersysteem niet verstopt is.
•
Controleer of de afvoerslang geen knikken of bochten heeft.
•
Draai de waterkraan dicht.
•
Controleer of het apparaat correct geïnstalleerd is.
•
Controleer of de korven zijn geladen volgens de instructies in de ge‐
bruikershandleiding.
•
Controleer of de filters schoon zijn.
•
Schakel het apparaat uit en aan.
•
Schakel het apparaat uit en aan.
•
Controleer of de temperatuur van het toegevoerde water niet hoger is
dan 60 °C.
•
Schakel het apparaat uit en aan.
NEDERLANDS
21