Installatievoorbeelden
Installatievoorbeeld 2
De solarcircuitpomp R1 eE wordt vol-
gens de volgende criteria uitgescha-
keld:
■ Daling onder het uitschakel-tempera-
tuurverschil ΔTuit
■ Overschrijden van de elektronische
temperatuurbegrenzing (max. bij
90 °C) van de regeling eZ
■ Bereiken van de temperatuur die op de
veiligheidstemperatuurbegrenzer qW
(indien aanwezig) is ingesteld
Extra functie voor de tapwaterverwar-
ming
De eisen voor de extra functie worden
door de circulatiepomp R5 qT gereali-
seerd.
Onderdrukking van de naverwarming
van de warmwaterboiler door de ver-
warmingsketel
In de ketelcircuitregeling 2 wordt via
codeeradres „67" een 3e gewenste tap-
watertemperatuur ingesteld (instelbereik
10 tot 95 ºC). Deze waarde moet onder
de 1e gewenste tapwatertemperatuur
liggen. De warmwaterboiler qP wordt
pas door de verwarmingsketel 1 ver-
warmd (solarcircuitpomp R1 eE loopt),
als deze gewenste waarde niet door de
solarinstallatie kan worden bereikt.
16
(vervolg)
Tapwaterverwarming zonder zonne-
energie
Het bovenste gedeelte van de warmwa-
terboiler qP wordt door de verwarmings-
ketel 1 verwarmd. De boilertempera-
tuurregeling met boilertemperatuursen-
sor 3 van de ketelcircuitregeling 2
schakelt de circulatiepomp voor de boi-
lerverwarming 4.
Ruimteverwarming met zonne-ener-
gie
Als de warmwaterboiler qP niet ver-
warmd kan worden en het temperatuur-
verschil tussen collectortemperatuur-
sensor S1 eQ en buffertemperatuursen-
sor S4 rQ groter is dan het inschakel-
temperatuurverschil ΔT2aan, wordt de
circulatiepomp R4 eT voor de verwar-
ming van de verwarmingswaterbuffer
rP ingeschakeld. Bij een lagere waarde
dan het uitschakel-temperatuurverschil
ΔT2uit of bij het bereiken van de
gewenste buffertemperatuur Tww2gew
wordt deze uitgeschakeld.
De temperatuur in de verwarmingswa-
terbuffer rP wordt door de elektronische
temperatuurbegrenzing of de veilig-
heidstemperatuurbegrenzer rR (indien
nodig) begrensd.
De looptijd van de circulatiepomp R4
eT wordt ca. elke 15 min. gedurende ca.
2 min. (waarden om te zetten) onderbro-
ken om te controleren of de temperatuur
op de collectortemperatuursensor S1
eQ hoog genoeg wordt om op verwar-
ming van de warmwaterboiler qP over te
schakelen.