7 INSTALLATIE VAN DE
VERBINDINGSLEIDING
Zorg ervoor dat de lengte van de koelmiddelleiding, het aantal
bochten en het hoogteverschil tussen binnen- en buitentoestel in
overeenstemming zijn met de volgende vereisten:
7.1 Koelmiddelleidingen
●
W e e s v o o r z i c h t i g b i j h e t a a n s l u i t e n v a n d e
verbindingsleidingen, vermijd het aanraken van
componenten.
●
Om te voorkomen dat de koelleidingen tijdens het
lassen van binnen oxideren, is het nodig stikstof
toe te voegen om te voorkomen dat er oxide in het
circulatiesysteem terecht komt.
1) De raakvlakken van de verbindingspijpen en de uitlaat van de
stroomtoevoerkabel (binnen- en buitentoestel)
Er kunnen verschillende leiding- en bedradingspatronen worden
geselecteerd, zoals uit de voorkant, de achterkant, de zijkant en
de onderkant, enz. (zie afbeelding hieronder voor verschillende
leiding- en bedradingsuitlaten)
vloeistof gas
4~8kW
vloeistof gas
1
10~16kW
LET OP
Leidinguitlaat aan de
voorkant
●
Leidinguitlaat aan de zijkant: verwijder de L-vormige
metalen plaat, anders kan de bedrading niet plaatsvinden.
●
Leidinguitlaat aan de achterkant:
Leidinguitlaat aan de onderkant: het uittikken dient te
gebeuren van binnen naar buiten, en de leiding en
1
2
bedrading dienen hier doorheen te gaan. Let op: de dikke
verbindingsleiding dient door het grootste gat te gaan,
anders ontstaat er wrijving. Zorg ervoor dat er geen motten
of andere insecten in het gat komen, deze kunnen de
interne componenten beschadigen.
R e i n i g d e r u b b e r e n o n d e r s t e u n i n g s r a n d v a n d e
leidinguitlaatklep, verwijder de rubberen klep van de
leidingondersteuning aan de zijde van de binnenkant van
de uitlaatleiding en trek de leiding naar de achterkant.
7.2 Detectie van lekken
Fig.7-1.
Gebruik water met zeep of een lekdetectiemiddel om iedere
verbinding te controleren op lekken (raadpleeg afb. 7-3).
Opmerking:
A is de lagedrukklep aan de zijkant,
B is de hogedrukklep aan de zijkant,
C en D zijn de raakvlakken van de verbindingspijpen van het
buiten- en binnentoestel
2
Fig.7-2.
7.3 Warmte-isolatie
Voer de warmte-isolatie voor de leidingen aan de gaszijde en
de vloeistofzijde apart uit. De temperatuur van de leidingen
aan de gaszijde en de vloeistofzijde in de koelingsmodus
zijn verschillend, pas een volledige warmte-isolatie toe om
condensatie te voorkomen.
1) Voor de leiding aan de gaszijde dient een isolatiemateriaal
m e t g e s l o t e n c e l l e n s t r u c t u u r t e w o r d e n g e b r u i k t ,
vuurbestendig categorie B1 en met een hittebestendigheid
van meer dan 120 ºC.
2) Als de externe diameter van de koperen leiding <12,7 mm is,
moet de dikte van de isolatielaag 15 mm zijn.
Als de externe diameter van de koperen leiding >15,9 mm is,
moet de dikte van de isolatielaag 20 mm zijn.
3) Gebruik de bijgevoegde warmte-isolatiematerialen.
Voer de isolatie uit zonder ruimte open te laten voor de
aansluitonderdelen van de leidingen van het binnentoestel.
De behuizing van het toestel
6
Leidinguitlaat aan de
Leidinguitlaat aan de
achterkant
zijkant:
LET OP
A
B
Controlepunt buitentoestel
Controlepunt binnentoestel
B
A
Controlepunt buitentoestel
Snij van bovenaf
Zijde leiding
Riem warmteband
Dikke leiding
Leidinguitlaat aan de
bovenkant:
D
C
Fig.7-3.
Fig.7-4.