Voordat u de kernboormachine inschakelt
Voor een veilige werking van de boormachine, houd rekening met de volgende
zaken:
Draai de schroef (11) voor het gebruik van het EBW 2300.
De Bohrwurm is voorzien van een vergrendelingswiel (8) om het ongewenst
wegrollen van de standaard te vermijden.
Rol de Bohrwurm naar de gewenste positie, zet het vergrendelingswiel (8) vast en
gebruik de voetpedaal (5) om de machine naar de gewenste hoogte te pompen.
Controleer of de positie van de machine overeenstemt met de gewenste hoogte
van de kernboring.
Controleer of de snelheid van de machine overeenstemt met de boordiameter.
Houd
tevens
kernboormachine.
OPGELET!
De max. boorhoogte mag 2300 mm niet overschrijden.
Vanaf een boorhoogte van 2000 mm, is het verplicht om het zuilverlengstuk
(9) te gebruiken.
Voor de machinearm (3582E000), bij een boorhoogte tussen 300 en 1460
mm, moet het zuilverlengstuk tevens worden gebruikt met een boorhoogte
tussen 1350 en 1460.
Schakel de machine in, ontgrendel het vergrendelingswiel (8) en breng de
Bohrwurm naar het te boren oppervlak.
Boor met de geïnstalleerde centreringsstang totdat de segmenten zich ca. 5 tot 10
mm in het te boren materiaal bevinden. Schakel de machine uit en verwijder de
centreringsstang.
Breng de boor in de bestaande groef en maak het boorgat.
Mede hellende vlakken kan worden gecompenseerd door het
aanpassen van de twee schroeven (zie pijl).
Open de moeren en stel de bouten tot de Bohrwurm is recht
en weer draai de moeren.
altijd
rekening
Voor boorhoogtes tussen 300 en 550 mm moet de
machinehouder aan de machinearm naar beneden
worden gemonteerd en met een splitpen worden
vastgezet (zie afb.)
Boren
met
de
gebruiksinstructies
24
van
de