Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Externe Sensor - Sime ALU PLUS HE Installatie-, Gebruiks- En Onderhoudshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Beschikbare talen

Beschikbare talen

NL
Aansluitingen aan de elektronische kaart
De onderstaande aansluitingen MOETEN gerealiseerd worden voor de
"afzonderlijke verwarmingsketel" en de "verwarmingsketel MASTER"
van de cascade.
CN2
CN3
49 50
58
1
CN4
4
5
CN5
N
6
F1
7
CN6
F2
CN12
10
JP1
L
CN13
69
CN14
72
17
11
18
CN7
CN9
BLU
17
16
15
14
13
12
11
LEGENDE:
L
Lijn
N
Nul
SE

Externe sensor

CR
Extern bedieningspaneel of, in plaats daarvan, kit met
MODBUS-interface
SB/SA
Sensor boiler of bijkomende sensor (bv. Toevoersensor
installatie, SMI)
TZ1÷TZ2
Zone-omgevingsthermostaat
JP1
Overbrugging keuzeschakelaar of 0...10V DC of TA2 (**)
AUX
Bijkomende aansluiting
VZ
Zoneklep
TA1 (230V) Omgevingsthermostaat
AR
Extern alarm
(**) JP1 aangesloten = TA2 bruikbaar; 0 ... 10V DC niet bruikbaar;
JP1 niet aangesloten = TA2 niet bruikbaar; 0 ... 10V DC bruikbaar
m
WAARSCHUWINGEN
Het is verplicht:
– een
omnipolaire
scheidingsschakelaar te gebruiken, volgens de EN-
normen (opening van de contacten ten minste 3 mm)
– de aansluiting L (Fase) - N (Nul) te respecteren
– de elektrische schema's in deze handleiding te volgen
voor om het even welke ingreep van elektrische aard
– de aardingskabel aan te sluiten op een efficiënte
aardingsinstallatie (*).
d
HET IS VERBODEN
– kabels te gebruiken met een doorsnede die kleiner is
dan 1 mm
2
– de waterleidingen te gebruiken om het toestel te aarden.
(*) De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade die
veroorzaakt wordt als het toestel niet geaard is en wanneer de
elektrische schema's niet gevolgd worden.
TS
SE
1
2
CR
3
4
5
6
7
8
SB/SA
9
10
TZ1
TZ2
0...10VDC
Afb. 24
magnetothermische
5.12.1
Externe sensor
De ketel is geschikt voor het aansluiten op een externe
temperatuursensor en kan zo werken met glijdende temperaturen.
Dit betekent dat de toevoertemperatuur van de ketel varieert in
functie van de buitentemperatuur, volgens de klimaatscurbe die
geselecteerd is uit de curves die vermeld zijn in het diagram (Afb. 25).
Klimaatcurves
Toevoertemperatuur
°C
40
110
100
90
80
70
60
50
40
30
20
20
10
0
m
WAARSCHUWING
In geval van een externe sensor, om de optimale
klimaatcurve voor de installatie te selecteren en vervolgens
het verloop van de toevoertemperatuur in functie van de
buitentemperatuur:
– de parameter "PAR 22" of "PAR 25" of "PAR 28"
te selecteren (zie paragraaf Parameterlijst) die
overeenstemt met de desbetreffende Zone 1 of Zone 2
of Zone 3
– druk op de toetsen
J
die geschikt is om de gewenste omgevingstemperatuur
te bereiken.
De curve " 20 " is in de fabriek ingesteld om een
omgevingstemperatuur van 20°C te bereiken.
De externe sensor moet aan de buitenkant van het gebouw geïnstalleerd
worden, op een vlak oppervlak, in het noorden of het noord-westen
(de koudste kant) en ver verwijderd van schoorsteenkanalen, deuren,
ramen en zones die blootgesteld worden aan rechtstreeks zonlicht.
35
30 27,5 25
22,5
20
17,5
15
12,5
10
7,5
5
3
°C
-10
-20
-30
Buitentemperatuur
Afb. 25
of
Q
totdat u de curve selecteert
31

Advertenties

Hoofdstukken

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Alu plus he 360Alu plus he 720811576181157718115781

Inhoudsopgave