6
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
6.1
Aantekeningen over de veiligheid bij de eerste inbedrijfstelling
De eerste inbedrijfstelling van de brander moet
uitgevoerd worden door bevoegd personeel vol-
gens de uitleg in deze handleiding en conform de
OPGELET
van kracht zijnde normen en wetsbepalingen.
6.2
Ijkingen vóór de ontsteking
6.2.1
Regeling van de branderkop
De regeling van de branderkop hangt enkel af van het vermogen
van de brander in de 2° vlamgang, dus van het debiet van de ver-
stuiver die gekozen werd op pag. 13.
Draai aan de schroef 4)(Fig. 20) tot het merkteken dat wordt aan-
geduid in het diagram (Fig. 21) samenvalt met het voorvlak van
de flens 5)(Fig. 20).
Voorbeeld:
Brander met een verstuiver van 8,00 GPH en een druk in de
pomp van 14 bar: vanaf Tab. F, pag. 13 wordt een debiet naar de
straalpijp van 35,1 kg/u verkregen.
Het diagram (Fig. 21) duidt aan dat voor een debiet van
35,1 kg/u de brander een afstelling van de verbrandingskop
van ongeveer inkeping 4 nodig heeft, zoals wordt aangeduid
in Fig. 20.
6.2.2
Regeling pomp
Er zijn geen afstellingen nodig.
De pomp wordt in de fabriek geijkt op:
– 22 bar: hoge druk
– 9 bar: lage druk
de druk moet gecontroleerd en eventueel gewijzigd worden na de
onsteking van de brander.
6.2.3
Regeling van de luchtklep van de ventilator
Voor de eerste ontsteking moet de regeling behouden worden
die uitgevoerd werd in de fabriek, zowel voor de 1° als voor de 2°
vlamgang.
Dus de regelingen die vóór de ontsteking moeten uitgevoerd wor-
den, zijn de volgende:
Keuze en montage van de verstuiver
Regeling van de branderkop
Het volgende kan behouden worden:
Pompdruk
Regeling van de luchtklep van de ventilator, 1° vlamgang.
Regeling van de luchtklep van de ventilator, 2° vlamgang.
20023220
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Controleer of de mechanismen voor regeling, be-
diening en veiligheid correct functioneren.
OPGELET
D819
N° Inkepingen
Oliedebiet in 2de vlamgang - kg/u
18
NL
Fig. 20
Fig. 21