5.4
Werkingspositie
De brander is voorzien om uitsluitend in de posi-
ties 1, 2, 3 en 4 (Fig. 8) te werken.
Het beste kan hij in de positie 1 geïnstalleerd wor-
OPGELET
den omdat alleen in deze positie het onderhoud
uitgevoerd kan worden zoals in deze handleiding
beschreven wordt.
De installaties 2, 3 en 4 staan de werking toe,
maar maken de onderhouds- en inspectiehande-
lingen van de branderkop minder toegankelijk
.pag. 18
1
Voordat de kap wordt gemonteerd, moet de bijge-
leverde bescherming van de motor 1)(Fig. 9) be-
vestigd worden op de beugel 2) met behulp van
de daarvoor bestemde schroeven 3) met moer en
OPGELET
rondel.
Bevestig de beugel op de voorste bescherming
van de brander met behulp van de schroef 4).
5.5
Voorbereiding van de ketel
5.5.1
Boringen in de ketelplaat
Boor gaten in de dichtingsplaat van de verbrandingskamer, zoals
aangegeven wordt in Fig. 10.
Met behulp van de thermisch flensdichting - samen met de bran-
der geleverd - kunt u de juiste positie van te boren gaten vinden.
mm
RL 42 BLU
20023220
2
A
B
185
275 - 325
M12
Installatie
Alle andere posities zijn niet goed voor een goede
werking.
Positie 5 is om veiligheidsredenen verboden.
GEVAAR
3
D7466
C
Tab. E
12
NL
4
5
D7648
4
D455
Fig. 8
2
1
3
Fig. 9
Fig. 10