7.4.2.2
Handmatige meetmodus
AUTO
RCDC-meetmodus deactiveren:
3.
4.
Wisselen tussen weerstand, capaciteit, doorgang en diodentest:
<1 s indrukken.
-
De gemeten waarde wordt in het LC-display weergegeven.
>
Teruggaan naar de
7.5
Vermogensmeting (alleen testo 770-3)
Voor de vermogensmeting worden twee metingen gelijktijdig uitgevoerd. Via de
bus COM, ingangsbus
spanning van het meetobject gemeten. Met de stroomtang moet de stroom van
het meetobject worden gemeten. Het instrument berekent uit deze beide factoren
automatisch de verschillende typen vermogen en de vermogensfactor.
Voor elke vermogensmeting moet het instrument altijd op nul worden
gezet met
1.
Instrument inschakelen: Draaischakelaar op
-
Het instrument is ingeschakeld.
-
Het instrument bevindt zich in de modus voor vermogensmeting bij
wisselstroom/-spanning
2.
De stroomvoerende geleider omsluiten en centreren in de tang.
3.
Meetleidingen aansluiten: Zwarte meetleiding aan zwarte bus, rode
meetleiding aan rode bus. Vervolgens meetleidingen verbinden met het
testobject.
4.
Het instrument geeft het werkelijk vermogen in W(att) en de
vermogensfactor (PF = Power Factor) weer.
Het instrument heeft ca. 5 s nodig, tot de indicatie wordt weergegeven.
Het weergeven van een geactualiseerde meetwaarde gebeurt
na ca. 5 s.
5.
Wisselen tussen werkelijk vermogen, schijnvermogen, blind vermogen en
vermogensmeting voor gelijkstroom/-spanning:
7.6
Frequentiemeting
De frequentie wordt tijdens een A AC- of V AC-meting automatisch weergegeven.
Voor de correcte weergave van de frequentie bij spannings-
en/of stroommeting zijn de volgende minimum waarden
noodzakelijk:
Spanning: 1 V
Stroom: 1,5 % van het meetbereik (testo 770-1/-2/-3 (0590 7703))
AUTO
modus:
V
en met gebruik van twee meetleidingen wordt de
[
]
voordat er gemeten wordt.
0.5 % van het meetbereik (testo 770-3 (0590 3770))
7 Meting uitvoeren
[
]
<1 s indrukken.
[
]
>2 s indrukken.
zetten.
[
[
]
]
<1 s indrukken.
21