1. Rolbeugelknop
(vergrendelde stand)
2. Trek de rolbeugelknop uit
en draai deze 90 graden
om de stand van de
rolbeugel te veranderen
De sporing afstellen
1. Schakel de aftakasschakelaar uit.
2. Rijd naar een open, vlak gebied en zet de rijhendels in
de vergrendelde neutraalstand.
3. Zet de gashendel halverwege tussen de standen Snel
en Langzaam.
4. Zet beide rijhendels helemaal vooruit tot aan de aanslag
in de T-sleuf.
5. Controleer de sporing van de machine.
6. Als de machine een afwijking naar rechts heeft, draai
dan de bouten los en breng de linker aanslagplaat naar
achteren op de linker T-sleuf tot de machine recht rijdt
(Figuur 52).
Figuur 51
3. Rolbeugel omhoog
4. Rolbeugel omlaag
7. Als de machine een afwijking naar links heeft, draai dan
de bouten los en breng de rechter aanslagplaat naar
achteren op de rechter T-sleuf tot de machine recht
rijdt (Figuur 52).
8. Zet de aanslagplaat vast (Figuur 52).
Linkerrijhendel afgebeeld
1. Rijhendel
2. Bout
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
De juiste bandenspanning in de voor- en achterbanden
is 0,9 bar. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot
onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning kan het
best bij koude banden worden gecontroleerd.
40
Figuur 52
3. Aanslagplaat