SETF1
Gaskoeler Circuit 1 setpunt
Bereik:
+5 tot 25 °C
Eenheid: (°C)
Figuur 34: Sensoren voor de subkritische werkingsmodus
2.11.3.2 Transkritische werking
Normaal gesproken voor gaskoeler temperaturen boven de 27 °C (B7 = AIC7 > GC1) zal het
koelaggregaat in de transkritische modus werken.
▪ Het koelaggregaat zal in functie van de gaskoeler uitgangstemperatuur, die gemeten wordt met
de sensor AIC7 (= B7), het hogedrukventiel regelen zodat er altijd een druk aanwezig is die de
maximale COP (Coëfficiënt of Performance) geeft.
▪ Het setpunt van de ventilatorsnelheid is +5 °C met een proportionele band van +5 K.
2.11.3.3 Transkritische werking met flashgas-bypass
Bij een transkritische werking van een CO
het
gasvormige
koelmiddel
omgevingstemperaturen neemt de hoeveelheid gas toe door de thermodynamische eigenschappen
van de CO
. Flashgas hoeveelheden van 50 % of meer zijn heel normaal. Het flashgas moet dan
2
verwijderd worden uit de flashtank om de drukken in de tank aanvaardbaar te houden.
Door het flashgas te bypassen reduceert men de massastroom koelmiddel die komt van de
koelmeubels/koelruimten. Dit proces reduceert de totale systeem efficiëntie. Het bypass ventiel
limiteert de maximale druk in de flashtank tot 43 bar (kan aangepast worden met parameter GC20
volgens de toepassing en het leidingsontwerp).
▪ Het setpunt van de ventilatorsnelheid is +5 °C met een proportionele band van +5 K.
2.11.4 Alarmen
In het geval van een alarm zal er een alarm symbool knipperen op de display.
Figuur 35: Knipperend alarm symbool
AGL_Unit_OME_4MTL_NL_Rev01
systeem wordt het vloeistofvat een flashtank, hierin zal
2
zich
scheiden
van
het
vloeibare
koelmiddel.
Bij
hoge
27