3
Selecteer een menu-item.
●
Druk op de knoppen [ ][ ] om een item
te selecteren.
●
Bij menu-items met opties die niet
worden weergegeven, drukt u eerst
op de knop [ ] of [ ] om van scherm
te wisselen. Daarna drukt u op de
knoppen [ ][ ] om het menu-item te
selecteren.
●
Druk op de knop [
keren naar het vorige scherm.
4
Selecteer een optie.
●
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
5
Voltooi de instellingsprocedure.
●
Druk op de knop [
te gaan naar het scherm dat werd
weergegeven voordat u bij stap 1 op de
knop [
] drukte.
●
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat
ongedaan maken door de standaardinstellingen van de camera te
herstellen ( = 125).
Toetsenbord op het scherm
Gebruik het toetsenbord op het scherm om informatie in te voeren voor
Wi-Fi-aansluitingen ( = 91). De lengte en het soort informatie dat u in
kunt voeren hangt af van de functie die u gebruikt.
] om terug te
] om terug
Tekens invoeren
●
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ]
om een teken te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ] om het in
te voeren.
Cursor verplaatsen
●
Selecteer [
] of [
] en druk op de
knop [ ].
Tekens verwijderen
●
Selecteer [ ] en druk op de knop [ ].
Het vorige karakter wordt gewist.
Invoer bevestigen en terugkeren naar
het vorige scherm
●
Druk op de knop [
].
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus
Hybride automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
29