Elektrisch aansluiten
■ Laagspanningsleidingen
< 42 V en leidingen
> 42 V/230 V~/400 V~ geschei-
den van elkaar aanleggen.
■ Kabels kort voor de aansluit-
klemmen afstrippen en dicht bij
de betreffende klemmen bun-
delen.
■ Kabels met kabelbinders vast-
zetten.
Daarmee wordt gegarandeerd
dat bij storing, bijv. bij het losra-
ken van een ader, de aders niet
tegen de ernaast liggende span-
ningvoerende delen aankomen.
Opmerking
Als twee componenten op een gemeen-
schappelijke klem worden aangesloten,
moeten beide aders samen in één ader-
eindhuls worden geperst.
(vervolg)
!
Opmerking
Om de regelingsplaat in de serviceposi-
tie te kunnen brengen (zie pagina 98),
moeten alle aansluitingen op de rege-
lingsplaat (zie pagina 46) met flexibele
kabels worden uitgevoerd.
Montageverloop
Opgelet
De busverbindingskabel binnen-/
buiteneenheid (12 V of 43 V)
geldt veiligheidstechnisch niet
als laagspanningsleiding.
De busverbindingskabel moet
samen met de 230 V-kabels wor-
den gelegd.
43