FUNCTIES
E03
Herstarten na
spanningsverlies
POF
Power fail
E08
Storing stijging/daling
wagen
E09
Stop na breuk folie of
einde folie
E10
Fout eindschakelaar
wagen
(beide zijn open)
E11
Fout eindschakelaar laag:
niet gesloten tijdens
stijgen van wagen
E12
Fout eindschakelaar
hoog: niet gesloten
tijdens dalen van wagen
E13
Fout eindschakelaar laag:
geopend tijdens stijgen
van wagen
Fromm
E14
Fout eindschakelaar
- De kaart heeft een herstart verricht.
- De machine is gestopt en toont
deze waarschuwing.
- Spanningsval
gedetecteerd,
zonder dat de kaart volledig is
uitgeschakeld.
- De sensor leest de tanden niet want
is te ver vanaf het frequentiewiel.
- De wagen beweegt zich in slechts
één richting.
- De sensor stuurt het signaal niet
naar de kaart.
- De rolwagen beweegt niet, ook
niet wanneer hij handmatig getest
wordt.
- De foliespoel is leeg.
- De rand van de folie is losgeraakt of
folie is gescheurd.
- De folie wikkelt niet af.
- De folie is niet op de juiste wijze aan
het product gebonden.
- Fout in bekabeling of stroomtoevoer
ontbreekt.
- Blokkering van motor van wagen.
- Eindschakelaar
defect
geblokkeerd.
- Blokkering van motor van wagen.
- Eindschakelaar
defect
geblokkeerd.
- De
wagen
verplaatst
zich
tegengestelde richting.
- De
wagen
verplaatst
zich
elektromechanische rem van de motor, indien
aanwezig, niet ontkoppelt, vervang hem in dat
geval. De motorgroep kan beschadigd of defect
zijn, vervang hem in dat geval.
- Op de resettoets.
- Er is een stroomstoring opgetreden en de
machine
is
uitgeschakeld
weer ingeschakeld: druk op de RESET-toets
(stroomstoring) of de bel (aanraaktoets).
- Schakel de machine uit en weer in.
- De positie van de sensor ten opzichte van de
tanden van het frequentiewiel regelen (afstand
< 2 mm), als het frequentiewiel defect of
beschadigd is, dit vervangen.
- Controleren of het besturingssignaal de het
inschakelingssysteem bereikt, en controleren
of de led ingeschakeld is; controleren of de
eindschakelaar van de wagen niet is ingedrukt
of geblokkeerd is.
- De correcte werking van de sensor controleren
door er een metalen voorwerp naartoe te
bewegen: als de led gaat branden, de kabel
vervangen; de sensor vervangen als hij niet
werkt.
- De omvormer of inverter krijgt geen signaal
om te starten. Controleer de bedrading. De
omvormer of inverter is in storing. Vermeld de
code die wordt weergegeven. Bij motor in DC, de
borstels van de motor controleren. De kabel van
de motor is niet goed aangesloten, de bekabeling
en spanningen, ook op de rem, indien aanwezig,
controleren. De motorgroep kan beschadigd of
defect zijn, vervang hem in dat geval. Controleer
de batterijstatus.
- Spoel vervangen.
- De folie weer aan pallet.
- De correcte werking van de 'dancing' sensor
controleren door de folie te verwijderen en hem
handmatig in te schakelen. Als hij niet werkt de
correcte werking van de sensor controleren. De
spanningswaarde van de folie is hoog, verlaag
hem.
- Als de folie niet binnen (x) seconden in de wagen
gaat rollen, gaat er een alarm af. Bind de folie er
strakker omheen.
- De bekabeling van de eindschakelaars en hun
stroomtoevoer
controleren.Controleer
borstels van de rolwagenmotor.
- De motoraandrijving van de wagen controleren
(motorborstels).
of
- De sensor deblokkeren, of indien defect,
vervangen. Controleer de borstels van de
rolwagenmotor.
- De motoraandrijving van de wagen controleren
(motorborstels).
of
- De sensor deblokkeren, of indien defect,
vervangen.
in
- De draairichting moet worden omgedraaid, of
de eindschakelaars zijn omgedraaid.
in
- De draairichting moet worden omgedraaid, of
en
vervolgens
de
17
17