2.2
Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING!
Elektrische schok!
Bij geopende behuizing liggen spanningsvoerende onder-
delen bloot!
Î Koppel telkens voordat u de behuizing opent,
het apparaat alpolig los van het net!
LET OP!
Elektrostatische ontlading!
Elektrostatische ontlading kan schade aan elektronische
onderdelen veroorzaken!
Î Zorg voordat u het binnenste van een appa-
raat aanraakt voor een statische ontlading!
Aanwijzing:
De netaansluiting moet in principe met de gemeenschappelijke aarding van
het gebouw worden uitgevoerd waarop de leiding van het zonnecircuit is
aangesloten!
Aanwijzing:
Het aansluiten van het apparaat op de voeding is altijd de laatste stap van
de werkzaamheden!
Aanwijzing:
Bij gebruik van niet-toerentalgeregelde verbruikers, bv. kleppen, moet het
toerental worden ingesteld op 100 %.
PWM
Seriennummer
Temp. Sensor Pt1000
VFD
S1
S2
S3
S4
VBus
1 2
3 4 5 6 7 8 9 10
VBus
Sensorklemmen
6
T2A
100 – 240 V~
50 – 60 Hz
IP 20
R1
N
L
R1
1 (1) A 240 V~
18
19
20
R2
1 (1) A 240 V~
N R2
N
12
13
14
15
16
17
®
Verbruikers-
Aardleidingklemmen
klemmen
Aanwijzing
Het apparaat moet te allen tijde van het stroomnet ontkoppeld kunnen
worden.
Î Plaats de stroomstekker op een wijze dat deze altijd toegankelijk is.
Î Installeer een schakelaar die te allen tijde toegankelijk is, als dit niet
mogelijk is.
Gebruik het toestel niet wanneer u zichtbare beschadigingen vaststelt!
De voedingsspanning moet 100 – 240 V~ (50 – 60 Hz) bedragen. Flexibele kabels
moeten met de meegeleverde trekontlastingen en de bijbehorende schroeven op
de behuizing worden gefixeerd.
De regelaar is voorzien van twee halfgeleiderrelais, waaraan de verbruikers, zoals
pompen, ventielen enz. kunnen worden aangesloten:
Relais 1
18 = geleider R1
17 = nulleider N
13 = randaarde
De stroomaansluiting wordt bij de volgende klemmen gemaakt:
19 = nulleider N
20 = geleider L
12 = randaarde ⏚
Die temperatuursensoren (S1 tot S4) moeten met willekeurige polariteit aan de
volgende klemmen worden aangesloten:
Zekering
1 / 2 = sensor 1 (bv. sensor collector 1)
3 / 4 = sensor 2 (bv. sensor boiler 1)
5 / 6 = sensor 3 (bv. sensor boiler boven)
7 / 8 = sensor 4 (bv. sensor terugstroom)
Voedings-
klemmen
Relais 2
16 = geleider R2
15 = nulleider N
14 = randaarde