3
Bediening en functie
3.1
Knoppen
De regelaar wordt via de 3 drukknoppen onder het display bediend.
Knop 1 (+) dient om vooruit door het menu te scrollen of om de instelwaarden
te verhogen. Knop 2 (-) dient om achteruit door het menu te scrollen of om de
instelwaarden te verlagen. Knop 3 (OK) dient om kanalen te selecteren en de
instellingen te bevestigen.
In normaal bedrijf zijn alleen de weergavekanalen te zien.
Î Om tussen de weergavekanalen te wisselen, drukt u op knop 1 en 2.
Toegang tot de instelkanalen:
Î Scroll met toets 1 tot aan het laatste weergavekanaal. Houd daarna toets 1
gedurende ca. 2 sec ingedrukt.
Wanneer een instelkanaal zichtbaar is op het display, wordt symbool Ⓢ rechts
naast de naam van het kanaal weergegeven.
Î Druk op knop 3 om een instelkanaal te selecteren.
Ⓢ begint te knipperen.
Î Stel de waarde in met de knoppen 1 en 2.
Î Druk kort op knop 3.
Ⓢ verschijnt weer continu, de ingestelde waarde is opgeslagen.
1
Vooruit (+)
Ⓢ
(selectie-/
3
instelmodus)
2
Terug (-)
4
Systeembewakingsdisplay
Systeembewakingsdisplay
Het systeembewakingsdisplay bestaat uit 3 gedeelten: De kanaalweergave, de sym-
bolenbalk en de systeemweergave.
Kanaalweergave
De kanaalweergave bestaat uit 2 regels. In de bovenste 16-segmentweergave wor-
den hoofdzakelijk kanaalnamen / menuopties weergegeven. In de onderste 16-seg-
mentweergave worden waarden weergegeven.
Symbolenbalk
De extra symbolen van de symbolenbalk geven de actuele status van het systeem
aan.
19