6.
Inbedrijfstelling
6.1 Installatie-instructies
Controleer voor het aansluiten of de vereiste spanning volgens het typeplaatje overeenkomt met de
plaatselijke omstandigheden. Bescherm het apparaat tegen schokken, trillingen, sterke hitte of koude,
tocht, chemicaliën en vocht door de installatieplaats te kiezen.
Een opwarmtijd van 30 minuten na het inschakelen stabiliseert de meetwaarden.
Plaats de weegschaal op een stevig, vrij en horizontaal oppervlak.
f
Controleer of er geen kabels of andere voorwerpen onder de weegschaal vastzitten.
f
Stel de weegschaal waterpas door aan de voetschroeven te
f
draaien. De luchtbel van de waterpas moet precies in het
midden van de cirkel staan. centrum van de cirkel.
Opmerking: Bij compacte weegschalen, tafelweegschalen en
statiefweeg schalen is de niveau-indicator bevindt zich onder
de afneembare motorkap.
Voor tentoonstellingsruimten in Duitsland is hieraan voldaan indien de vloeren voldoen aan de toleran-
tiespecificaties voor vloerbedekkingsklare vloeren volgens DIN 18202, tabel 3, regel 4. Voor andere
landen kunnen de respectieve toepasselijke nationale normen als basis worden gebruikt.
Zet de terminal rechtop of bevestig hem aan de muur met de optionele beugel.
f
Standaardschalen: zie afzonderlijke montagehandleiding voor standaard 470.200.137
f
6.2 Stroomvoorziening
Stroom wordt standaard geleverd via de netadapter, batterijen of een optioneel in de fabriek geïntegre-
erd batterijpakket.
Bij gebruik van oplaadbare batterijen van het type AA moet de drempelwaarde voor het batterijsymbool
in de UCAL worden aangepast om een correcte weergave van het oplaadniveau te verkrijgen (zie de
afzonderlijke beschrijving 470.702.126 Gebruikersmodus UCAL 4 pos. 18).
Let op: Het klepje van het batterijvak mag niet geopend worden als de stroomvoorziening aanwezig is!
6.2.1 De batterij vervangen
Schakel de weegschaal of de terminal uit.
Open het klepje van het batterijvak en verwijder het. Verwijder de lege batterijen en gooi ze weg of laad
oplaadbare batterijen op in de externe lader.
Plaats nieuwe batterijen of de opgeladen oplaadbare batterijen in het batterijvak en schuif deze terug in
de terminal. Sluit het klepje van het batterijvak weer.
14