8
WAT TE DOEN ALS... (handleiding voor het oplossen van problemen)
8
WAT TE DOEN ALS... (handleiding voor het oplossen van problemen)
8.1
PROBLEMEN OPLOSSEN
In de volgende tabel worden nuttige tips gegeven voor gevallen van storing die tijdens de installatie of bij defecten kunnen optreden.
OPSPORING VAN DEFECTEN
Symptomen
De radiozender stuurt de automatisering niet aan
en het ledlampje op de zender gaat niet branden
De radiozender stuurt de automatisering niet aan
maar het ledlampje op de zender gaat wel branden
Er wordt geen enkele beweging aangestuurd en de
led "OK" knippert niet
Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd en
het knipperlicht is uit
Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd en
het knipperlicht knippert enkele malen
De manoeuvre wordt in gang gezet, maar direct
daarna vindt omkering plaats
De manoeuvre wordt op de gebruikelijke wijze
uitgevoerd, maar het knipperlicht werkt niet
52
24 – NEDERLANDS
Aanbevolen controles
Controleer of de batterijen van de zender leeg zijn; vervang ze zo nodig.
Controleer of de zender correct in het geheugen van de radio-ontvanger is opgeslagen.
Controleer of de reductiemotor wordt gevoed via de netspanning
Vergewis u ervan dat de zekeringen F1 en F2 niet onderbroken zijn; zo ja, dan dient u de oorzaak van
de storing op te sporen en de zekeringen door andere exemplaren met dezelfde stroomwaarde en
kenmerken te vervangen.
Controleer of de instructie daadwerkelijk ontvangen is. Als het commando de SbS-ingang bereikt,
moet de betreffende "OK"-led gaan branden; als daarentegen de radiozender gebruikt wordt, moet de
"LR"-led tweemaal snel knipperen.
Tel het aantal knippersignalen en controleer dit aan de hand van de gegevens in "Tabel 19".
De geselecteerde kracht is mogelijk te laag voor het type poort. Controleer of er sprake is van
obstakels en selecteer eventueel een grotere kracht.
Controleer of een veiligheidsinrichting heeft ingegrepen die aangesloten is aan de ingang Stop.
Controleer of er tijdens de manoeuvre spanning staat op de FLASH-klem van het knipperlicht
(aangezien het licht knippert, is de spanningswaarde niet van betekenis: ongeveer 10 - 30Vc); als
er spanning op staat, is het probleem toe te schrijven aan de lamp: deze moet worden vervangen
door een lamp met dezelfde specificaties; als er geen spanning op staat, is er mogelijk sprake van
overbelasting van de FLASH-uitgang: controleer of er toch geen sprake is van kortsluiting op de kabel.
KENMERKEN VAN DE ZEKERINGEN F1 EN F2
F1
F2
F2
F1
Zekering netvoeding = 1,6A vertraagd
Zekering besturingseenheid = 2A type auto
Tabel 15
Tabel 16