3. Abnormale werking
Het volgende gebruik van de uitrusting is verboden:
▪
Gebruik van de uitrusting in een zone met een hogere ATEX-categorie dan degene
die werd toegepast op de uitrusting (bijvoorbeeld het gebruik van een categorie 2
uitrusting in een categorie 1-systeem).
▪
Gebruik van de uitrusting als een positieve drukcompressor.
▪
Gebruik van de uitrusting terwijl ze onderworpen is aan hoge tegendruk
(bijvoorbeeld zoals die wordt veroorzaakt door een blokkering van de
uitlaatleiding).
▪
Omgekeerde rotatie van de pomp.
▪
Wegpompen of gebruik in de aanwezigheid van potentieel ontvlambare of
explosieve stofatmosferen.
▪
Gebruik in andere omgevingsomstandigheden dan degene die werden
gespecificeerd in de sectie Bedrijfsomstandigheden
opslagomstandigheden
▪
Verpompen van zelfontbrandende materialen.
▪
Verpompen van gassen die maken dat de oppervlaktetemperatuur van de
inlaatleiding 40 °C overschrijdt.
▪
Verpompen van koolwaterstofoxiden.
▪
Verpompen van gassen met neiging tot zelfontbinding of die chemisch onstabiel
zijn.
▪
Verpompen van IIC-gassen.
▪
Gebruik met materialen met ontstekingstemperatuur onder de bepaalde
temperatuurspecificatie.
▪
Werking dusdanig dat de temperatuur van de pompinlaat onder het dauwpunt van
een ontvlambare damp valt. Dit zou kunnen leiden tot condensaat dat kan
samenkomen en tot het risico van corrosie of een ontstekingsgevaar leiden.
▪
Gebruik van met zuurstof verrijkte atmosferen.
▪
Gebruik in een externe atmosfeer waar er een potentieel ontvlambare
stofatmosfeer is.
A65218886_E
A65218886_E - Abnormale werking
op pagina 10 van deze handleiding.
Blz. 9
Bedrijfs- en
11/2020 - ©Edwards Limited