Zodra de deur wordt geopend, een instelling wordt veranderd of er sprake is
wordt afgeleverd.
De lichtsterkte van de temperatuuraanduiding is zwak wanneer het apparaat
Temperatuuraanduidingen
De temperatuuraanduidingen op het
bedieningspaneel geven bij normaal
gebruik de temperatuur in het midden
van de koelzone én die van de warm-
ste plek in de diepvrieszone aan.
Liggen de temperaturen in het appa-
raat niet in het bereik dat in de tempera-
tuuraanduidingen mogelijk is, d.w.z.
voor de koelzone van 0 °C tot 19 °C en
voor de diepvrieszone onder de 0 °C,
dan brandt er in de temperatuuraandui-
dingen alleen een streep.
De temperatuuraanduidingen knippe-
ren, wanneer
– er een andere temperatuur wordt in-
gesteld,
– de temperatuur in het apparaat een
paar graden is gestegen, wat wijst
op een koudeverlies.
Dit koudeverlies is geen probleem wan-
neer dit is ontstaan doordat u:
– de deur van het apparaat een keer
vrij lang geopend houdt, bijv. om
een grote hoeveelheid producten in
het apparaat te leggen of er uit te ha-
len;
– verse levensmiddelen invriest.
Is de temperatuur in de diepvrieszone
vrij lange tijd hoger dan -18 °C, contro-
leer dan of de ingevroren levensmidde-
len geheel of gedeeltelijk zijn ontdooid.
Is dat het geval, verbruik deze levens-
middelen dan zo snel mogelijk.
De juiste temperatuur
De lichtsterkte van de temperatuur-
aanduidingen
De lichtsterkte van de temperatuuraan-
duidingen is zwak wanneer het appa-
raat wordt afgeleverd.
Zodra er een deur wordt geopend, een
instelling wordt veranderd of er sprake
is van een alarmtoestand, dan brandt
de temperatuuraanduiding ca. 1 mi-
nuut met zeer grote lichtsterkte.
U kunt de lichtsterkte van de tempera-
tuuraanduiding veranderen:
– Sterker: Druk op de Zoemer - toets,
houd deze ingedrukt en druk tegelijk
op de bovenste toets naast de tem-
peratuuraanduiding van de diep-
vrieszone.
– Zwakker: Druk op de Zoemer -
toets, houd deze ingedrukt en druk
tegelijk op de onderste toets naast
de temperatuuraanduiding van de
diepvrieszone.
15